Financieel

Inkomen Nederlanders in 50 jaar meer dan verdubbeld

1231

In 2020 bedroeg het gemiddelde netto beschikbaar inkomen van huishoudens 21,9 duizend euro per inwoner. Dat is 112 procent meer dan in 1969, na correctie voor hogere prijzen. Het bruto binnenlands product per inwoner steeg in dezelfde periode met 126 procent. Het verschil wordt veroorzaak door gestegen zorgpremies en belastingen. Die werden echter grotendeels gebruikt voor het betalen van zorg die door huishoudens is gebruikt. Wordt hier rekening mee gehouden, dan neemt het gemiddeld inkomen per inwoner toe met 141 procent. Dit meldt het CBS in het artikel Economische groei en het inkomen van Nederlanders.

Zeven magere jaren

Dat in de ruim 50 jaar sinds 1969 het bruto binnenlands product (bbp) sneller groeide, is het gevolg van een stagnatie van het netto beschikbaar inkomen van huishoudens in de jaren 2001–2008. Vóór 2001 en na 2008 stegen het bbp en het netto beschikbaar inkomen in vrijwel dezelfde mate. Het coronajaar 2020 was hierop een belangrijke uitzondering. Toen kromp het bbp met 3,7 procent, maar nam het inkomen met 2,4 procent toe. Een dergelijk verschil is zeer uitzonderlijk.

Het netto beschikbaar inkomen van huishoudens is het inkomen waarover huishoudens vrij kunnen beschikken voor het betalen van bijvoorbeeld de woonlasten, de boodschappen en de uitgaven voor vrijetijdsbesteding. Het is de som van inkomsten waaronder lonen van werknemers, het gemengd inkomen van zelfstandigen en sociale uitkeringen als pensioenen, verminderd met de verplichte afdrachten zoals belastingen en premies. De stagnatie van het inkomen in de periode 2001–2008 komt voor het grootste deel door hogere belastingen en premies. Hierdoor nam het aandeel van huishoudens in het nationaal inkomen af en dat van de overheid toe. 

Hogere zorgpremies drukken vrij beschikbaar inkomen

De hogere inkomsten uit belastingen en premies zijn door de overheid voor een groot deel gebruikt voor de financiering van de zorguitgaven, die in de periode 2001–2008 sterk stegen. Uitgaven aan zorg zijn een vorm van consumptie. Huishoudens betalen een deel van die zorg zelf, maar voor het grootste deel doen ze dat indirect via de overheid, die dit financiert met belastingen en premies.

Het alternatief beschikbaar inkomen van huishoudens neemt ook de zorgconsumptie via de overheid mee. Het is gelijk aan de som van het netto beschikbaar inkomen en de consumptie door de overheid ten behoeve van huishoudens. Uitgaven aan zorg vallen hieronder, maar ook de uitgaven aan onderwijs en andere uitgaven die rechtstreeks aan individuen ten goede komen. Deze zogeheten individuele overheidsconsumptie wordt daarom ook als inkomen van huishoudens gezien. Ze kunnen er alleen niet vrij over beschikken.

Worden de gestegen zorguitgaven meegenomen, dan groeien ook tussen 2001 en 2008 de economie (bbp) en het alternatief beschikbaar inkomen van huishoudens even hard. De stagnatie in het vrij te besteden beschikbaar inkomen van huishoudens in deze periode wordt dus volledig verklaard doordat Nederlanders in deze periode meer zorg zijn gaan gebruiken.