De Hoge Raad heeft op 20 september jl. een belangrijke uitspraak gedaan waarbij aanvullend btw-aftrek mogelijk is bij een wijziging van niet-economisch naar economisch gebruik van investeringsgoederen. Deze beslissing is met name van belang voor gemeenten die onroerende zaken aanvankelijk in gebruik hadden genomen voor zowel onbelaste activiteiten (overheidshandelen, terbeschikkingstelling om niet etc.) als btw-belaste activiteiten en waarbij binnen de herzieningstermijn (gemakshalve: 10 jaar) een wijziging optreedt in dat gemengde gebruik.
In de Nederlandse btw-praktijk werd jarenlang aangenomen dat een dergelijke herziening van de btw-aftrek niet mogelijk was. Ook de Staatssecretaris van Financiën gaat daar in zijn besluiten vanuit. De Hoge Raad oordeelt echter dat herziening wel degelijk mogelijk is bij een latere wijziging in dat gemengde gebruik, mits de gemeente de onroerende zaak heeft verworven in haar hoedanigheid van ondernemer. De hiervoor genoemde besluiten van de Staatssecretaris van Financiën dienen dus op dat punt te worden genuanceerd.
De zaak van de Hoge Raad
Een gemeente heeft op eigen grond vier multifunctionele accommodaties (MFA’s) laten bouwen en in 2006 en 2007 voor het eerst in gebruik genomen. De MFA’s zijn voorzien van gymnastieklokalen die de gemeente voor 40% kosteloos ter beschikking heeft gesteld aan basisscholen en voor 60% tegen vergoeding ter beschikking heeft gesteld aan derden. De gemeente heeft de investerings-btw met betrekking tot de bouw niet in aftrek gebracht.
De gemeente stelt vanaf 1 januari 2010 de gymnastieklokalen voor 100% tegen vergoeding ter beschikking aan derden en in mei 2010 heeft de gemeente de Inspecteur verzocht om teruggaaf te verlenen van de gehele investerings-btw die betrekking heeft op de bouw van de gymnastieklokalen. De Inspecteur heeft voor 60% teruggave verleend. Voor de overige 40% neemt de Inspecteur het standpunt in dat de gemeente geen recht heeft op de btw-teruggave, omdat de gymnastieklokalen voor 40% zijn gebruikt voor niet-economische activiteiten, namelijk het kosteloos ter beschikking stellen aan basisscholen.
De centrale vraag is of de, aan de gemeente in rekening gebrachte, investerings-btw in aanmerking komt voor herziening. In dit geval wijzigde de verhouding tussen het niet-economische en economische (terbeschikkingstelling tegen vergoeding) gebruik van het investeringsgoed binnen de herzieningsperiode.
De Hoge Raad stelt voorop dat aan herziening van btw-aftrek uitsluitend kan worden toegekomen als de gemeente de MFA’s in haar hoedanigheid van ondernemer heeft verworven. Het ontstaan van het recht op btw-aftrek en van eventuele btw-herzieningen tijdens de daaropvolgende herzieningsperiode is volgens de Hoge Raad namelijk afhankelijk van de hoedanigheid waarmee een (rechts)persoon handelt op het tijdstip waarop hij een goed of een dienst verwerft en de btw aan hem in rekening wordt gebracht. Verder heeft de Hoge Raad aangegeven dat de omvang van de initieel in aftrek te brengen btw en van eventuele herzieningen tijdens de daaropvolgende herzieningsperiode wordt bepaald aan de hand van het voorgenomen of daadwerkelijke gebruik van het goed, maar dat gebruik niet van invloed is op het ontstaan van het recht op btw-aftrek.
Aanschaf in hoedanigheid van ondernemer
De beoordeling of een (rechts)persoon bij de verwerving van een investeringsgoed handelt als ondernemer, moet plaatsvinden in het licht van alle omstandigheden van het geval. Waaronder de aard van het betrokken goed en het tijdsverloop tussen de verwerving van het goed enerzijds en het gebruik daarvan voor economische activiteiten anderzijds. Dit onderzoek moet worden uitgevoerd op basis van een ruime uitleg van het begrip verwerving ‘als ondernemer’.
Zie ook ons nieuwsbericht van 3 augustus 2018 waarin we zijn ingegaan op het arrest van het Hof van Justitie EU Gmina Ryjewo.
Wat betekent dit voor u ?
Heeft u een (on)roerende zaak aanvankelijk voor onbelaste en btw-belaste activiteiten in gebruik genomen en gaat u deze (on)roerende zaak binnen de herzieningstermijn alsnog (gedeeltelijk) meer gebruiken voor btw-belaste activiteiten? Dan kunt u mogelijk alsnog een deel van de investerings-btw via de btw-aangifte in aftrek brengen. Cruciale voorwaarde is wel dat u bij de aanschaf van de(on)roerende zaak heeft gehandeld als btw-ondernemer. De uitspraak van de Hoge Raad is vooral van belang voor overheidslichamen, in het bijzonder gemeenten. Mogelijk kunnen gemeenten namelijk extra btw ontvangen die betrekking heeft op parkeergarages, stadhuizen en andere gemeentelijke onroerende zaken.
Meer weten?
Wil u weten wat deze uitspraak voor u betekent of heeft u vragen over de btw-herziening in het algemeen? Neem dan desgewenst contact op met een van onze btw-specialisten.
Dit artikel is partnernieuws en is geschreven door Arnold Vredenbregt van Baker Tilly (Netherlands) N.V.