De (spaar)rente is nagenoeg nihil waardoor steeds meer spaarders zich verzetten tegen de belastingheffing over spaargeld in box 3 van de inkomstenbelasting. Deze werd lange tijd gebaseerd op een fictieve rente van 4%, waarover tegen een tarief van 30% geheven werd. In 2017 werd daarom de tariefstructuur van box 3 aangepast, waarbij de wetgever meer poogde aan te sluiten bij werkelijke rendementen op spaargeld en beleggingen. Ook na deze wijzigingen werd de heffing door velen nog als oneerlijk ervaren.
Begin september heeft de staatssecretaris van Financiën daarom aangekondigd dat per 1 januari 2022 box 3 op de schop gaat. De contouren zijn al bekend, maar wijzigen mogelijk nog. Als het totaal aan bezittingen meer is dan circa € 30.000, wordt het meerdere gesplitst in spaargeld en beleggingen. Voor iedere categorie geldt een apart forfaitair rendement. Het tarief stijgt naar 33%. Burgers met uitsluitend spaargeld zullen geen box 3-belasting meer betalen over de eerste € 440.000 (voor fiscale partners geldt het dubbele bedrag). Het overige spaargeld wordt belast tegen een fictief rendement van 0,09%, dat meer aansluit bij de huidige spaarrente. Een belastingplichtige betaalt voor een spaarsaldo van € 1 miljoen in 2020 een kleine € 12.000 aan box 3-heffing, in 2022 zou dat op basis van de plannen nog slechts € 165 zijn.
Voor beleggingen gaat een forfaitair rendement gelden van 5,33%, voor schulden een forfaitair rendement van 3,03% negatief. Een particulier met een vastgoedportefeuille van € 2 miljoen die is gefinancierd met een lening van eveneens € 2 miljoen, betaalt momenteel geen box 3-heffing maar vanaf 2022 iets meer dan € 15.000.
Een burger zonder spaargeld die privé een vakantiewoning in Nederland bezit ter waarde van € 175.000, betaalt in 2020 circa € 1.300 aan box 3-heffing, maar vanaf 2022 een kleine € 3.000. Omdat de heffing jaarlijks terugkeert is dit extra bitter. Als deze vakantiewoning is gefinancierd met een lening, pakken de wijzigingen nog nadeliger uit.
Gelukkig is er nog één mogelijkheid voor eigenaren van een vakantiehuis om aan deze hogere heffing te ontkomen. Nederland heft namelijk niet (effectief) over buitenlandse vakantiewoningen. Het heffingsrecht is dan toebedeeld aan het land waar de vakantiewoning is gelegen. Uiteraard is het dan van belang om de fiscale gevolgen in dat land in kaart te brengen. Misschien toch een reden voor een vakantiewoning in een meer exotisch oord?
Jan van Neerbos
Partner bij Versgegen accountants en adviseurs