‘De rijkdom van de stad zit hem niet in budgettaire kaders, maar veel meer in de mensen’
Een burgemeester zoals een burgemeester hoort te zijn; zo omschreef Elsevier de Rotterdamse burgemeester Ahmed Aboutaleb toen hij eind vorig jaar door het blad werd uitgeroepen tot Nederlander van het Jaar 2014. Toegewijd, gedetailleerd, soms hard en altijd duidelijk is de burgervader in 2015 nog steeds. Aan Rijnmond Business vertelt hij onder meer over zijn beginperiode, de kansen van de crisis, verbeteren van Rotterdam-Zuid, kwaliteit brengen naar talent, onderwijs en samenwerking in de stad.
U bent sinds 5 januari 2009 burgemeester van Rotterdam en dus inmiddels bezig aan uw tweede termijn. Kunt u iets vertellen over hoe men in Rotterdam destijds naar uw komst keek en de situatie nu?
“In mijn beginperiode was het vooral een kwestie van de kat uit de boom kijken. Dat hoort ook wel, vind ik. Jantine Kriens heeft eens gezegd dat je eigenlijk nog geen burgemeester van Rotterdam bent op het moment dat je daartoe geslagen bent. Dat gevoel komt pas op het moment dat je breed wordt gedragen. Ik heb dat zeker zo ervaren. De burgemeester moet wennen aan een nieuwe stad en de inwoners aan de nieuwe burgemeester. Bovendien moet je gedijen binnen de Rotterdamse werelden van onder meer de haven, ondernemers, onderwijzers, politie en ambulancemedewerkers. Van al die mensen ben je immers hun burgemeester. Allen hebben zij hun eigen wensen en verwachtingen. Ik vind het niet meer dan logisch dat de eerste reactie meestal een afwachtende was. Vanuit mijn perspectief geredeneerd had ik na anderhalf jaar het gevoel dat ik wel in de Rotterdamse wateren durfde te zwemmen. De contacten zijn goed en warm door brede lagen van de samenleving, zowel in het maatschappelijk leven als het bedrijfsleven . Rotterdam is een stad die bruist van mensen die zelf initiatief tonen, op de meest uiteenlopende gebieden. De taak van mij als burgemeester is ook om al die ideeën en plannen van inwoners de ruimte te geven.”
Precies in de periode van uw aantreden begon de crisis. Met name in een stad als Rotterdam, met relatief veel laaggeschoolde inwoners, leverde dit extra uitdagingen op. Kunt u aangeven waar uw prioriteiten met name de eerste jaren van uw burgemeesterschap lagen en waar deze, nu we weer in een economisch iets betere periode terecht zijn gekomen, liggen?
“Alles is relatief. Ik heb leiding mogen geven aan achtereenvolgende colleges die bij elkaar een half miljard euro hebben bezuinigd. Rotterdam is in financiële zin dus 500 miljoen euro armer geworden. Maar de stad is niet armer geworden als je kijkt naar wat we de mensen te bieden hebben. Integendeel; op dat vlak zijn we alleen maar rijker geworden. De rijkdom van de stad zit hem niet alleen in de budgettaire kaders, maar veel meer in de mensen. Sinds 2009 zie je hier een enorme beweging onder burgers en bedrijven die met bijzonder innovatieve ideeën op de proppen zijn gekomen. In crisisperiode hebben we de basis gelegd voor het nieuwe denken over de nieuwe economie. Onder meer als het gaat om voedsel, economie en water, maar bijvoorbeeld ook over onderwijs. Wij investeren daar als stad meer in dan ooit. Rotterdam is zich gaan hergroeperen om in crisistijd te kunnen excelleren. Onze haven springt er ook nog steeds in positieve zin uit. Waar havens elders in de wereld te maken hebben met astronomische daling van lading, zijn wij hier gemiddeld stabiel gebleven. Goed nieuws, want de haven is toch een thermometer voor de wereldhandel. En daar moeten we het van hebben. Ook op andere gebieden scoren we niet slecht. Er waren jaren dat er in Rotterdam ruim 55.000 inwoners in de bijstand zaten. We zitten nu op 38.000. Dat geeft wederom aan dat alles relatief is. De Rotterdamse mentaliteit draagt daar aan bij, net als het feit dat veel innovatieve plannen tot wasdom zijn gekomen op vele fronten. We doen alles stapje voor stapje. Ik ben bescheiden en praat daarom niet over reuzensprongen. Het moet realistisch blijven. Kinderen kunnen zich ontwikkelen van de ene sociale laag naar de andere, maar dat kost tijd. Het duurt soms drie generaties voordat in een familie met timmerlieden de eerste arts opstaat. Maar in Rotterdam gebeurt dat ook vaak binnen één generatie. Toch is geduld een noodzaak, daar zijn wij ons van bewust. Positieve signalen, zoals het stijgen van de gemiddelde CITO-scores in Rotterdam, geven aan dat we de goede weg zijn ingeslagen. We kruipen heel langzaam in de richting van het nationaal gemiddelde. Maar het streven naar gemiddeld is nooit goed, want wat we willen is excelleren. Daarvoor is een goede basis nodig. Die leggen we in het onderwijs.”
U heeft brede kennis en ervaring opgedaan als wethouder in Amsterdam, met onder meer Onderwijs, Jeugd, Werk, Inkomen en het Grotestedenbeleid in uw portefeuille en later als staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Ook was u directeur van de sector Maatschappelijke, Economische en Culturele Ontwikkeling van de Bestuursdienst bij de gemeente Amsterdam. In welke mate helpt die achtergrond in uw huidige rol als burgemeester?
“Alle bagage van de afgelopen 54 jaar neem ik met mij mee. Ik ben net een slak die zijn huisje altijd bij zich heeft. Als burgemeester heb ik geleerd te denken over harde thema’s als economie, veiligheid en werkgelegenheid. Daarbij moet je echter ook altijd de culturele beleving en identiteit van een gebied in ogenschouw nemen. Rotterdam kent vele smaken.”
“Bespeurt u in de stad veel (bereidheid tot) samenwerking en heeft u het idee dat de verschillende partijen elkaar voldoende weten te vinden?
“Samenwerking kan altijd beter, maar ik heb zelf als burgemeester niet te klagen. Ik zie heel wat inspirerende krachtenbundelingen voorbij trekken. Al betekent dat niet automatisch dat dingen vlotten. De samenwerking tussen vele partijen rondom de vernieuwde Kuip is daar zo’n voorbeeld van. Dat het lang duurt, komt niet door een gebrek aan bereidheid om met elkaar iets te doen. Het is gewoon ingewikkelde materie. Soms moet je onderkennen dat er heel wat water door de Maas moet stromen, zelfs in een situatie waarbij heel veel partijen elkaar gevonden hebben. Op allerlei andere terreinen zie ik wel dat er sneller spijkers met koppen geslagen worden. Ik ben voorzitter van het Nationaal Programma Rotterdam Zuid. Corporaties, werkgevers, mensen uit de cultuurhoek, het onderwijs, Binnenlandse Zaken; iedereen zit coöperatief met elkaar aan tafel om voortgang te bereiken. Vanuit mijn invalshoek zie ik dat er grote bereidheid is om dingen tot stand te brengen.”
Er zijn nu twee pogingen gedaan om een nieuw stadion voor Feyenoord te ontwikkelingen of De Kuip te vernieuwbouwen. Eén vanuit de BVO Feyenoord en één vanuit het bedrijfsleven. Beiden zijn mislukt. Is het niet tijd dat u met de gemeente Rotterdam ook in dit opzicht leiderschap toont en het voortouw neemt om tot de realisatie van een (ver)nieuw(d)e Kuip te komen? Een nieuw stadion levert immers ook werkgelegenheid, internationale voetbalwedstrijden, evenementen en concerten op. Dit lijkt ons goed voor de Rotterdamse economie?
“De gemeenteraad en het college hebben zeker een rol in dit geheel, maar geen doorslaggevende. De familie Feyenoord moet eerst zelf orde op zaken stellen en de koers bepalen. Wat willen zij nu precies? Wat verwachten ze van welke marktpartijen? Welke ondersteuning is gewenst vanuit de gemeente? Zodra er een eenduidige visie is, zijn wij zeker bereid te helpen. Je leert ook van bepaalde dingen. Toen het vorige plan van nieuwbouw in beeld was, heb ik mij daar tegenaan gezet. Dat was notabene in verkiezingsperiode. Mijn bemoeienis werd toen ter discussie gesteld, en dan druk ik het nog zacht uit. Er werd mij op een zekere manier de maat genomen in dat opzicht. Ik heb daar zo mijn opvattingen over. Ik denk dat het in het vervolg van dit hele traject verstandig is om als burgemeester even niet als eerste te spreken, maar eerst alle andere partijen op één lijn te krijgen. Is dat gelukt, dan mogen ze bij mij aankloppen voor het laatste zetje.”
Het Nationaal Programma Rotterdam Zuid moet voor een doorbraak zorgen in Rotterdam-Zuid. In 2031 moet Rotterdam-Zuid het net zo goed doen als een gemiddelde stad in ons land, is de doelstelling. Hoe haalbaar is dat?
“Het is iets wat we stapsgewijs willen realiseren. Geen eenvoudige uitdaging, maar ik geloof zeker dat het kans van slagen heeft. De toestand van een volk verandert als dat volk bereid is aan zijn eigen toestand te sleutelen. Die insteek moet er dus zijn om successen te boeken. Sleutelen aan mensen is hoogst ingewikkeld. Externe impulsen zijn belangrijk, maar voor kans van slagen is de binnenimpuls nog belangrijker. Als overheid heb je daar helaas nauwelijks invloed op. Het is een delicaat proces. De focus op motivatie van kinderen en hun ouders is daarom van groot belang. Het is een bepalender factor voor succes dan het financiële investeringsplaatje. Dat moet je uiteraard ook doen, maar er is nooit een garantie op triomf.”
Hoe kijkt u aan tegen min of meer particuliere initiatieven waarbij kinderen in Rotterdam-Zuid hun talenten kunnen ontplooien en hun vertrouwen toeneemt?
“Dat is echt heel belangrijk. Er wordt gehockeyd op Rotterdam-Zuid! Er zijn een paar honderd gezinnen lid van een hockeyvereniging. Dat had niemand ooit gedacht. Maar soms is het zo dat het creëren van een infrastructuur op zichzelf aan talent appelleert. Waar wij nu aan werken is het stichten van een gymnasium op Zuid. Binnen afzienbare tijd volgen 300 leerlingen van de eerste tot de zesde klas gymnasiumonderwijs op hun eigen school, let maar op. De infrastructuur leidt ertoe dat mensen gaan komen. Toen ik wethouder Onderwijs was in Amsterdam, heb ik ook een gymnasium gesticht in het westen van de stad. Iedereen verklaarde mij voor gek, maar de school zat binnen no-time vol met gemotiveerde leerlingen. Soms moet je kwaliteit brengen naar talent in plaats van andersom. Moeder Natuur heeft talent over de mensheid gelijk verdeeld. In India zijn de percentages per laag net zo verdeeld als in Nederland. Daar spreken ze geen Nederlands, maar maken ze wel goedkoop satellieten die gelanceerd worden . Terwijl wij nog niet verder zijn gekomen dan het maken van onderdelen voor satellieten. Dus soms moet je kwaliteit brengen naar de mensen toe. De kinderen op Zuid kunnen net zo goed tot de top behoren als kinderen in Het Gooi. Het neerzetten van een gymnasium op Zuid zal dat laten zien. Natuurlijk verliezen we de brede aandacht voor de middenklasse en de onderkant van de samenleving niet uit het oog, maar we tonen aan dat er meer mogelijk is dan men in eerste instantie denkt. Niet iedereen kan een stap omhoog maken, maar een deel zeker wel. Wij moedigen die mensen aan hun talenten te benutten. Ik wil heel veel groepen jongeren belangrijk maken. De route die ik heb afgelegd, is ook voor hen mogelijk. Ik heb een gemeenschappelijke basis met ze, want ik weet ontzettend goed hoe het is om te beginnen aan de onderkant van de samenleving.”
Tot slot: u heeft Bram Peper ooit de bruggenbouwer van Rotterdam genoemd. Hoe zou u graag zien dat er in de toekomst over u wordt gesproken?
“Bram Peper was een bruggenbouwer en dat ben ik op een iets andere manier ook. Meer zeggenschap voor de Rotterdammers, werken aan vertrouwen in onze stad; dat vind ik belangrijk. Als ik geen burgemeester van deze stad meer ben, hoop ik een kleine voetnoot te zijn in de Rotterdamse geschiedenis. Ik zou het fijn vinden wanneer het overheersende gevoel zou zijn dat ik veel heb overgelaten aan de mensen zelf.”