Recent is er veel te doen om de rol van banken en de huidige economische crisis. De regering vindt dat de banken meer moeten bijdragen aan het oplossen van de crisis. Ze heeft daarom een wetsvoorstel ingediend tot invoering van een Bankenbelasting.
Wetsvoorstel
In december 2011 is het wetsvoorstel Bankenbelasting ingediend bij de Tweede Kamer. Op grond van dit voorstel zal de Bankenbelasting als nieuwe belasting worden geïntroduceerd in de fiscale wetgeving.
Volgens de regering spelen banken van oudsher een belangrijke rol in de samenleving vanwege de maatschappelijke functie als geldscheppende instantie en de centrale positie die zij vervullen in het betalingsverkeer. Als gevolg van economische ontwikkelingen heeft de Nederlandse regering diverse banken van (rentedragende) kapitaalinjecties voorzien om de financiële stabiliteit te waarborgen. Deze kapitaalinjecties kunnen worden gezien als impliciete garantstelling door de Nederlandse overheid ten behoeve van de bancaire sector.
Naar de mening van de regering is het dan ook logisch om aan de bancaire sector een bijdrage te vragen voor deze impliciete garantstelling in de vorm van de Bankenbelasting. Hier komt bij dat met de Bankenbelasting wordt beoogd om financiering van activiteiten met ongedekte schulden minder aantrekkelijk te maken. Tot slot heeft de regering aangegeven dat de Bankenbelasting beoogt “perverse prikkels in het beloningsbeleid tegen te gaan”.
Voorwaarden en tarieven
Uitganspunt voor de bankenbelasting is dat deze van toepassing is op alle banken die in Nederland actief en bevoegd het bankbedrijf uitoefenen. De belasting wordt kort gezegd geheven over de ongedekte verplichtingen van de bank. Daarop wordt een zogenoemde doelmatigheidsvrijstelling in mindering gebracht van € 20 miljard.
Bij de berekening van de verschuldigde bankenbelasting wordt onderscheid gemaakt tussen kortlopende leningen (looptijd op balansdatum korter dan één jaar) en langlopende leningen (looptijd op balansdatum van één jaar of meer). De kortlopende leningen worden belast tegen een tarief van 0,022%. De langlopende leningen tegen een tarief van 0,011%. Voorts is bepaald dat de tarieven worden vermenigvuldigd met een factor 1,05, indien ten minste één bestuurder een variabele beloning (bonus) ontvangt die meer bedraagt dan 100% van de vaste beloning. Op deze wijze beoogt de regering het in haar ogen excessieve beloningsbeleid tegen te gaan.
Europese ontwikkelingen
In diverse andere landen zijn of worden ook bankenbelastingen ingevoerd. Zo heeft de Europese Commissie al in 2010 aangekondigd om medio 2011 met een voorstel te komen voor een Europese bankenbelasting. Hierbij werd met namen over de volgende twee varianten nagedacht.
De eerste variant is de zogeheten Financial Transaction Tax (‘FTT’). De FTT is gericht op financiële transacties of activiteiten op specifieke markten en is daardoor in feite een beursbelasting. Heffing van FTT vindt plaats over de waarde van hetgeen wordt verhandeld. De tweede variant is de Financial Activities Tax (‘FAT). De FAT is gerelateerd aan de resultaten die worden gehaald door financiële instellingen en aldus meer generiek van aard. Behalve banken kunnen ook verzekeraars, beleggingsinstellingen en pensioenfondsen belastingplichtig zijn voor de FTT en de FAT.
In het uiteindelijke voorstel van de Europese Commissie is uitgegaan van een FTT. Voor meer informatie hierover verwijzen wij onder andere naar het artikel “Bankenbelasting in aantocht?” in de Taxtueel van december 2011.
Bron: Taxtueel