Geschillen over een ontslag op staande voet worden vaak op het scherpst van de snede uitgevochten. Er staat immers veel op het spel voor beide partijen, een arbeidsovereenkomst, een goede naam, een carrière. Deze zaken hebben dan ook vaak een verrassende uitkomst.
Een dief of een bedrogen werknemer?
Een werknemer van een recyclingbedrijf wordt op heterdaad betrapt met materialen van de werkgever in de kofferbak van zijn auto, die hij klaarblijkelijk mee naar huis wil nemen. De werkgever had geen toestemming daarvoor gegeven en ontslaat de man dan ook op staande voet. De werknemer vecht vervolgens het ontslag aan door te stellen dat hij de spullen niet in zijn achterbak had gelegd. Iemand anders moet dat moet gedaan hebben, zodat de werkgever gratis van hem af kon komen, aldus de werknemer. Hij wijst erop dat meerdere collega’s weten dat zijn kofferbak niet afsluitbaar is, en de werkgever kon het tegendeel niet bewijzen. De camerabeelden van die dag, waarop de diefstal te zien was, waren helaas voor de werkgever al gewist. De rechter oordeelt vervolgens dat de diefstal inderdaad in scène gezet zou kunnen zijn, en het ontslag van de werknemer wordt teruggedraaid.
Al is de leugen nog zo snel…
Bij een ander bedrijf wordt een productiemedewerker op staande voet ontslagen omdat hij stiekem een sigaret van een collega had gepakt en opgerookt. De werkgever had niet gewaarschuwd dat dergelijke zaken niet getolereerd worden en de medewerkers bietsten in het verleden wel vaker sigaretten van elkaar. De bestolen collega had op een gegeven moment echter aangegeven dat de collega geen sigaretten meer van hem mocht nemen. Je zou zeggen dat dit een niet zo ernstig vergrijp is, en dat het bovendien lastig te bewijzen is. De bestolen collega had de diefstal echter stiekem met zijn mobiele telefoon gefilmd, en de rechter heeft het de dader vooral zwaar aangerekend dat hij -totdat hij met de opnamen werd geconfronteerd- de diefstal had ontkend.
Moraal van het verhaal
Het recyclebedrijf uit de eerste zaak lijkt een sterke zaak te hebben, maar trekt aan het kortste eind, en bij het productiebedrijf uit de tweede zaak is het precies andersom. Het is voor een rechter vrijwel niet vast te stellen of de werknemer in de eerste zaak er inderdaad niet wordt ingeluisd door een listige werkgever, terwijl in de tweede zaak een glashard liegende werknemer hard wordt afgestraft. Moraal van het verhaal: ook als de feiten duidelijk lijken is het goed om sluitende bewijzen te hebben en onderschat nooit de andere partij. Vooral niet in zaken over een ontslag op staande voet.