Overig

Rondetafelgesprek Bedrijfshuisvesting

518

‘Alleen ben je sneller, maar samen sta je sterker’

De opkomst van de circulaire economie, het invoeren van een energielabel voor gebouwen, kennisdeling en boeren in Indonesië; het kwam allemaal ter sprake tijdens het rondetafelgesprek over bedrijfshuisvesting.

Martin Koornneef (Regional Operations Manager Benelux & Nordic Countries bij Ritchie Bros.), Johan Meesters (registerexpert/taxateur bij ZNEB Expertise en Taxatie BV), Bert Verheij (eigenaar van Homeflex) en Rob van den Boer (Commercieel Directeur bij Orion Speciale Technieken EU BV) waren de experts die bij Ritchie Bros. aanschoven en hun mening gaven.

De eerste stelling die de aanwezigen kregen voorgeschoteld, ging over het begrip circulaire economie. Zien zij iets in het systeem dat de herbruikbaarheid van producten en grondstoffen maximaliseert en waardevernietiging minimaliseert en op welke manier dragen zij hun steentje bij?

Koornneef: “Wij verkopen bouwmachines en trucks van diverse fabrikanten. Voor Nederlandse begrippen is een machine na vijf jaar misschien op, maar in bijvoorbeeld Afrika en het Midden-Oosten nog gewild voor een tweede of derde levenscyclus. Het gebeurt ook dat Polen hier op de veiling machines kopen en die na enkele jaren weer terugbrengen om te verkopen. Wat zij inmiddels hebben afgeschreven, kan in Afrikaanse landen weer goed van pas komen. Zulke dingen zijn het toonvoorbeeld van een circulaire economie, waarin producten opnieuw vermarkt en gebruikt kunnen worden.”

Meesters: “Hoe geef je iets een tweede leven? In onze branche is dat als dienstverlener op een tastbare manier niet mogelijk. Wel hechten wij veel waarde aan maatschappelijk verantwoorde bewustwording. Ondernemers onderkennen lang niet altijd het belang van vakkundige taxaties. Terwijl het voortbestaan van een bedrijf er door in gevaar kan komen wanneer zulke zaken niet goed geregeld zijn. Omdenken en stilstaan bij de dingen die er echt toe doen zijn dan ook onderwerpen die bij ons hoog op de agenda staan om over te brengen op (potentiële) klanten. Te vaak gaat alles op de automatische piloot. Daar word je laks van en dat is nooit goed. Ik geloof in de haalbaarheid van een circulaire economie. Het huidige lineaire systeem, waarin grondstoffen worden omgezet in producten die aan het einde van hun levensduur worden vernietigd, zal steeds minder prominent worden. Wij zetten daarbij in op de denkwijze en bewustwording van ondernemers. Dat is de essentie.”

Van den Boer: “De overheid stimuleert ook verschillende initiatieven met betrekking tot het hergebruiken van materialen en duurzaamheid. Ons bedrijf heeft zich gespecialiseerd in bijzondere technieken, waardoor duurzaamheid vaak automatisch ook hoog op de agenda komt. Het inbouwen van stille bitumineuze voegovergangen in plaats van stalen voegovergangen is bijvoorbeeld iets waarmee de CO2-uitstoot direct daalt. Sommige gemeenten moeten vanuit de overheid verplicht minimaal 90 procent duurzaam inkopen. Soms weten ze zich daar geen raad mee. Dan hebben ze het idee om alle houten bruggetjes te vervangen door composiet bruggetjes, terwijl dat in veel gevallen nog helemaal niet nodig is. Bij zulke vraagstukken adviseren wij graag. Een ander aandachtspunt zijn de bestekken die door veel gemeenten nog zelf worden geschreven. Te gedetailleerd, als je het mij vraagt. Het is veelal beter om zaken als de puinsoort en de soort stenen open te laten en niet vanuit het traditionele denken vooraf in te vullen. Wanneer je een goede band met een aannemer hebt, niet conservatief denkt en open kaart speelt, kom je tot een veel beter resultaat.”

Verheij: “Het transformeren van gebouwen biedt veel kansen voor een circulaire economie. Wij richten ons naast het huisvesten van arbeidsmigranten/flexwerkers op de herontwikkeling van eigen huisvestingslocaties. Leegstaande kantoren ombouwen naar woningen is in het kader van de vluchtelingenproblematiek erg actueel. In iedere situatie worden de voors en tegens goed tegen elkaar afgewogen om passende huisvestingsprojecten te realiseren. De financiële haalbaarheid blijft hierbij een grote uitdaging.”

De Eerste Kamer stemde dit voorjaar, net als eerder de Tweede Kamer, in met de gewijzigde woningwet. Dat betekent dat het energielabel voor utiliteitsgebouwen vanaf 1 juli 2015 is gehandhaafd. Gebouwen zonder label kunnen sinds die datum een boete krijgen. Is de invoering van zo’n energielabel een goede zaak of schiet het zijn doel voorbij?

Meesters: “Ik ervaar het als een wassen neus. De situatie ter plekke is bij het uitvoeringsorgaan vaak onbekend. Het bouwjaar van een pand is daarom meestal de leidraad. Een oud gebouw krijgt dan gerust de classificatie ‘E’ of ‘F’, terwijl er misschien van alles aan gerenoveerd en opgeknapt is. Maar dat moet de eigenaar aantonen nadat er al een klasse is toegewezen. Je hebt dus te maken met omgekeerde bewijslast. Je hoeft geen expert te zijn om te zien dat het energielabel aan alle kanten rammelt.”

Koornneef: “Het energielabel is Europees beleid, maar de regels zijn overal anders.”

Van den Boer: “Dat geldt ook wereldwijd op ander vlakken. Een vriend van mij is afgestudeerd aan de Universiteit van Wageningen en geeft nu de overheid advies over boeren in het buitenland. Het leek hier in Nederland zo’n goed idee om boeren in Indonesië in een bepaalde regio allemaal een kalf te geven. Met als doel natuurlijk om die mensen op weg te helpen. Het kalf wordt immers groot en met koeien is weer te fokken en ze zijn te melken. Maar wat gebeurde er? De kalfjes werden massaal verkocht. Dan was er eventjes extra geld, maar aan de lange termijn dacht men niet. In Nederland kijken we veel meer vooruit. Neem bijvoorbeeld ook de CO2-prestatieladder, een instrument in het aanbestedingsproces waarmee aanbesteders bedrijven die CO2-reductie serieus nemen kunnen herkennen en belonen. De grote aannemers zitten al op niveau 5. Zij hebben te maken met de meeste uitstoot, waardoor ze ook de grootste stappen kunnen maken als het aankomt op reductie. Hun voordeel bij aanbestedingen, in de vorm van een fictieve korting op de inschrijfprijs, is dus relatief het grootst. Orion staat nog niet op de ladder, maar we beschikken wel over een footprint. Langzaamaan willen we een treetje hoger.”

Hoe is het eigenlijk gesteld met de samenwerking tussen partijen in en rondom Moerdijk?
Koornneef: “Ik zie op verschillende gebieden krachtenbundelingen. Op ons terrein wordt vijf keer per jaar een veiling gehouden. Ons parkeerterrein staat de rest van het jaar dus niet vol. Dat is iets waar anderen van kunnen profiteren. Ook partijen die een tijdelijke locatie zoeken voor de opslag van goederen kunnen gerust bij ons aankloppen om eens te praten over de mogelijkheden. De gemeente weet ons ook te vinden als locatie voor vergaderingen. Die vinden niet allemaal op dezelfde plek plaats, dus soms wijken ze uit naar ons pand. Wij hebben voldoende ruimte en voorzieningen om dat te faciliteren. Andersom helpen zij ons op andere vlakken. Zo’n samenwerking zorgt voor groei aan alle kanten.”

Van den Boer: “Als aannemer zit ik onder meer in een aannemersclubje en kennisplatformen. Dat draait om kennisdeling en het uitwisselen van ervaringen. Iedereen staat open voor elkaar en ik bespeur nooit enige vorm van wantrouwen.”

Verheij: “Sinds 2013 zijn wij als huisvester aangesloten bij de Vereniging Huisvesters Arbeidsmigranten (VHA). Deze is opgericht met als doel het behartigen van de belangen van de huisvesters en arbeidsmigranten/flexwerkers. Door krachten te bundelen, willen wij leidend zijn in de vormgeving van beleid en beeldvorming. Op deze wijze draagt de branchevereniging bij aan de ontwikkeling van een duurzame en sociaal verantwoorde huisvestingsbranche.”

Meesters: “Alleen ben je sneller, maar samen sta je sterker. Wij zoeken ook gelijkgestemden en weten andere partijen te vinden op het moment dat wij bepaalde expertise zelf niet in huis hebben. We kennen onze kracht, maar ook onze beperkingen. Ik vind dat geen zwaktebod, maar juist een positief punt.”

Verheij: “De crisis heeft ook geleid tot nieuw denken. Er is een conservatieve groep die niet wil veranderen of over schuttingen durft te kijken en vast blijft houden aan het verleden. ‘Zo hebben we het altijd gedaan!’ roepen ze dan. Wat je dan eigenlijk zegt is dat je niet wil veranderen. Dat is echter onmogelijk om te slagen, zeker in deze tijd. Een hoge mate van flexibiliteit moet echt aanwezig zijn.”