Overig

Scholarship NexTecH duwtje in de rug voor talentvolle techniekstudenten

582

NexTecH wil een actieve bijdrage leveren aan de technologische en innovatieve ontwikkeling in de regio. Het stimuleren van kennisontwikkeling en het bevorderen van de instroom en het behoud van technisch hoger opgeleiden in de regio vormen enkele belangrijke speerpunten.

Om dat doel te bereiken stelt NexTecH financiële middelen beschikbaar. Niet alleen aan techno-bedrijven en hun medewerkers, maar ook aan studenten. In juni, tijdens de uitreiking van de Innovatie Award 2015, reikte NexTecH voor het eerst vier studiebeurzen van € 2100,- per jaar voor de duur van vier jaar uit aan talentvolle leerlingen die overtuigden met hun profielwerkstuk met technische inhoud. Het scholarship-programma van NexTecH is gericht op scholieren in 4 en 5 havo en 5 en 6 VWO.

Herman Hofman, afdelingsleider van de bovenbouw van De Lage Waard en tevens portefeuillehouder bètavakken, André Boer, bestuurslid NexTecH en General Manager van Krohne Altometer, Lotty Spek, Onderwijskundig Manager bij het Walburg College, Bert Bult, bestuurslid NexTecH en tot vorig jaar CEO van Nedstaal en Matti Dreef, Martijn van Essen en Erik Glijnis, drie van de winnaars van een studiebeurs en nu allen eerstejaars technisch student, spraken in de Duurzaamheidsfabriek over hun kijk op het scholarship en aanverwante onderwerpen.

Waarom heeft NexTecH het scholarship-programma in het leven geroepen?

Boer: “Vanaf 1 september 2015 is de studiefinanciering voor studenten in het hoger onderwijs veranderd. De basisbeurs voor nieuwe bachelor- en masterstudenten is komen te vervallen en vervangen door een leenstelsel. Dat kan er toe leiden dat talentvolle jongeren toch besluiten om vanwege het financiële plaatje niet te gaan studeren. Je bouwt daar dan immers een schuld mee op. NexTecH wil juist zo veel mogelijk jonge mensen interesseren voor techniek en aantrekkelijke randvoorwaarden  scheppen, zodat een technische opleiding op HBO- en WO-niveau tot een logisch vervolg behoort. Het opzetten van een scholarship-programma past in dat plaatje.”

Bult: “Wij willen degenen die echt geïnteresseerd zijn in een technische vervolgopleiding op deze manier stimuleren. Er is een schreeuwend tekort aan personeel in bijna alle technische vakgebieden. Daarom is het des te belangrijker om talentvolle studenten een duwtje in de rug te geven.”

Hebben de studenten aan tafel gekozen voor een technische richting vanwege het goede perspectief op een baan of sprak het ze gewoon van jongs af aan al aan?

Dreef: “De interesse voor techniek is bij mij al op jonge leeftijd ontstaan.”

Glijnis: “Voor mij geldt hetzelfde. Op het Walburg College heb ik als logische vervolgstap ook het technasium gedaan, waardoor het vak onderzoek & ontwerpen aan mijn pakket werd toegevoegd. Het ontwikkelen van onderzoeksvaardigheden stond centraal, waarbij in groepsvorm wetenschappelijk denken werd gekoppeld aan doen. Gedurende het jaar werkte ik met klasgenoten aan projecten, gebaseerd op authentieke vraagstukken vanuit het bedrijfsleven. Het is fijn om te weten dat ik in de toekomst zeer waarschijnlijk makkelijk aan een baan kan komen en me niet hoef om te laten scholen. Maar leidend voor mijn studiekeuze was dat niet.”

Van Essen: “Ik studeer nu elektrotechniek en weet dat de banenkans na mijn afstuderen groot is. Toch was dat niet de reden om deze richting te kiezen. Ik vind het leuk, interessant en uitdagend; daar begon het mee.”

Om de N-profielen te stimuleren, is het Walburg College sinds acht jaar een technasiumschool. Spek: “Het technasium brengt het bedrijfsleven en bèta-leerlingen vroeg met elkaar in contact. Het is een landelijke formule voor beter bèta-onderwijs voor HAVO en VWO. Middels het technasium komen kinderen al op jonge leeftijd in aanraking met het uitvoeren van onderzoeks- en ontwerpopdrachten voor bedrijven en kunnen zij met een stevige bètabasis beginnen aan hun vervolgopleiding.”

Hofman: “De Lage Waard onderhoudt ook goede contacten met het bedrijfsleven. Sinds enkele jaren zetten wij ons samen met onder meer Fokker, IHC Merwede, de Iv Groep, de gemeente Papendrecht en Jet-Net in om zo veel mogelijk leerlingen te enthousiasmeren voor techniek. Wanneer zij een kijkje in de keuken krijgen bij een technisch bedrijf, begint de branche vaak veel meer te leven. De perceptie dat technisch werk vies en zwaar is, kan er zeker door veranderen. Samen met IHC hebben leerlingen vorig jaar bijvoorbeeld gewerkt aan het project ‘plastic soup’. Een actuele opdracht over vervuiling van de zee door plastic die goed werd ingevuld.”

Toch kan er nog altijd een hoop beter in de samenwerking tussen scholen en het bedrijfsleven, zo onderkennen de deelnemers.

Hofman: “Het is mijn wens dat leerlingen hun profielwerkstuk bij een bedrijf kunnen maken. Om dat te realiseren, moet er een soort makelaar tussen beide partijen zitten. Ook is er vanuit zowel scholen als het bedrijfsleven adequate begeleiding voor de leerling nodig. Alleen dan heeft het kans van slagen.”

Boer: “De samenwerking kan beter, maar het begin is er. Het onderwijs en het bedrijfsleven zijn geen twee gescheiden werelden meer. Die winst is met name de laatste jaren geboekt.”

Bult: “Ik ben van mening dat scholen er nog veel te weinig aan doen om het gat tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt kleiner te maken. Dat komt met name door het overheidsbeleid. Er bestaan nu te veel opleidingen die eigenlijk tot niets leiden. Dat komt doordat het aantal studierichtingen te groot is. We moeten terug naar de kern. Het is toch een schande dat we in Nederland technisch onderlegde mensen uit het buitenland moeten halen, terwijl de werkloosheidscijfers in ons land nog altijd hoog zijn? In Coevorden zit 15 procent van de beroepsbevolking thuis, terwijl dat een paar kilometer over de grens in Duitsland nog maar 2 procent is.”

Boer: “Duitsers vinden industrie een mooi goed, terwijl het in Nederland een vies woord is.”

Spek: “Dat is aan het veranderen, maar daar gaat wel een generatie overheen.”

Dreef, Van Essen en Glijnis behoren tot die nieuwe generatie en zijn blij met de studiebeurs die zij van NexTecH hebben ontvangen.

Glijnis: “Toen mevrouw Spek mij over het initiatief vertelde, was ik direct enthousiast. Het is toch een extra motivatie bij het maken van een profielwerkstuk en de keuze voor techniek, ook voor toekomstige eindexamenleerlingen. De uitreiking van de studiebeurs in het Postillion Hotel was ook wel echt een ding. Ik dacht eerst dat ik bij de verkeerde zaal stond; zo veel mensen waren er binnen. Maar het bleek dus echt dat de uitreiking van de NexTecH-scholarships daar ook plaatsvond. Ik heb op die avond met veel technische bedrijven uit de regio kennis gemaakt. Vooraf had ik geen idee dat er hier in de buurt zo veel mooie, innovatieve bedrijven waren. Ik heb eigenlijk maar één kritische noot: omdat het initiatief van NexTecH nieuw is, zou het op scholen nog wel meer bekendheid mogen krijgen.”

Boer: “Daar gaan we de komende tijd inderdaad mee aan de slag. Binnen afzienbare tijd gaan we pitches houden op scholen om meer ruchtbaarheid aan ons initiatief te geven.”

Bult: “Met het scholarship-programma zijn wij er niet specifiek op gericht excellente studenten te belonen. Dat criterium staat bij de beoordeling niet voorop. De studenten bepalen ook zelf of ze hun profielwerkstuk naar de jury sturen. Deze moet wel vergezeld gaan van een motivatiebrief waarom ze vinden in aanmerking te komen voor het scholarship. In sommige gevallen zal de jury ook kunnen kiezen voor studenten die van huis uit niet de financiële middelen hebben om door te leren.”

Dreef: “Wanneer leerlingen in een vroeg stadium van dit initiatief van NexTecH weten, komt er misschien wel automatisch een wedstrijdelement om de hoek kijken. Je doet dan wellicht net een paar procent extra je best om die studiebeurs in de wacht te slepen.”

Glijnis: “Veel ouders zullen er ook blij mee zijn wanneer hun kind een scholarship wint. Naast het wegvallen van de basisbeurs zijn studieboeken ook nog eens enorm duur. Sommige gebruik je slechts acht weken, maar je moet ze toch aanschaffen.”