Overig

Spanning arbeidsmarkt naar nieuw hoogtepunt

1089

In het laatste kwartaal van 2018 is de spanning op de arbeidsmarkt verder opgelopen naar een nieuw hoogtepunt. Het vorige lag kort voor het begin van de crisis, toen er gemiddeld 79 vacatures waren per 100 werklozen. In het vierde kwartaal van 2018 waren dat er 80. Dat meldt het CBS op basis van nieuwe cijfers.

De arbeidsmarkt is nu vijf kwartalen op rij gespannen. Een gespannen arbeidsmarkt betekent dat de vraag naar arbeid bovengemiddeld is en het beschikbare aanbod relatief laag.

Werkloosheid 3,6 procent

De toename van de spanning in het vierde kwartaal is vooral toe te schrijven aan de lagere werkloosheid. Het aantal werklozen nam af met 18 duizend, aanzienlijk meer dan in het derde kwartaal.

Met 3,6 is het werkloosheidspercentage terug op het laagste niveau van vlak voor het uitbreken van de crisis. Het aantal langdurig werklozen is na 2010 niet meer zo klein geweest en het onbenut arbeidspotentieel daalde tot iets meer dan een miljoen.

Het aantal openstaande vacatures bereikte voor het derde achtereenvolgende kwartaal een record, maar de stijging was de kleinste in vijf jaar tijd (+2 duizend). Ook het aantal banen blijft toenemen. In het vierde kwartaal kwam er 49 duizend bij. Al bijna drie jaar wordt elk kwartaal een nieuw record bereikt.

Opnieuw recordaantal openstaande vacatures

Het aantal openstaande vacatures steeg ook in het vierde kwartaal naar een nieuw record, namelijk 264 duizend. Na het begin van de crisis in 2008 werd een dieptepunt bereikt met 91 duizend vacatures. Sinds het tweede kwartaal van 2018 ligt het aantal hoger dan op het hoogste punt voor de crisis.

Meeste vacatures in de handel

In de meeste bedrijfstakken nam het aantal openstaande vacatures niet of relatief weinig toe. In drie bedrijfstakken daalde het aantal. De meeste vacatures kwamen er het afgelopen kwartaal bij in de zorg (+2 duizend). Ook in de bouw en bij het openbaar bestuur steeg het aantal vacatures licht (+1 duizend). Hoewel de handel de bedrijfstak is met de meeste vacatures (52 duizend), was er in het vierde kwartaal een lichte daling (-1 duizend).

Vergeleken met een jaar eerder waren er aan het einde van het vierde kwartaal 38 duizend meer openstaande vacatures in Nederland. De handel (+8 duizend) en de zorg(+6 duizend) waren de grootste groeiers.

Vacaturegraad licht gedaald

De vacaturegraad daalde in het vierde kwartaal van 31 naar 30. Dit verhoudingsgetal geeft aan hoeveel vacatures er zijn per duizend banen van werknemers. Een jaar geleden was de vacaturegraad nog 27. De hoogste stand, die ruim tien jaar geleden werd gemeten, was 32 vacatures per duizend werknemersbanen.

Al ruim vier jaar is de vacaturegraad elk kwartaal het hoogst in de bedrijfstak informatie en communicatie. Eind december waren er in deze bedrijfstak 61 vacatures op duizend banen, één minder dan aan het einde van het derde kwartaal. Hierna volgt de bouw met 52 vacatures per duizend banen (1 meer) en de horeca met 45 vacatures per duizend banen (4 minder). De vacaturegraad is het laagst in het onderwijs, met 12 vacatures per duizend banen.

Minder ontstane vacatures

Het afgelopen kwartaal ontstonden er 300 duizend nieuwe vacatures en werden er 298 duizend vervuld, 3 duizend meer dan in het derde kwartaal. Niet eerder zijn er in een kwartaal zoveel vacatures vervuld, maar ten opzichte van het vorige kwartaal daalde het aantal nieuwe vacatures met 6 duizend.

Aantal banen blijft toenemen

In het vierde kwartaal van 2018 is het totaal aantal banen met 49 duizend toegenomen tot 10 513 duizend banen van werknemers en zelfstandigen. De groei van het aantal banen ten opzichte van het voorgaande kwartaal komt daarmee op 0,5 procent. In deze cijfers zijn alle banen meegeteld, van werknemers en zelfstandigen, voltijd en deeltijd.

In een jaar tijd zijn er nu 218 duizend banen bijgekomen (+2,1 procent). Vanaf het tweede kwartaal van 2014 zijn er 782 duizend banen bijgekomen (+8,0 procent).

Vooral banengroei bij werknemers

Net als in de laatste jaren, kwam ook in het afgelopen kwartaal de banengroei grotendeels voor rekening van werknemers. Het aantal banen van werknemers steeg in het vierde kwartaal van 2018 met 47 duizend tot 8 404 duizend. Het aantal banen van zelfstandigen nam met 3 duizend toe tot 2 109 duizend.

Grootste stijging banen bij de handel, vervoer en horeca

In de bedrijfstak handel, vervoer en horeca kwamen er in het vierde kwartaal 11 duizendbanen bij. Deze bedrijfstak is goed voor een kwart van het totaal aantal banen. Het aantal banen bij de uitzendbureaus groeide met 7 duizend. Dat was minder dan in het voorgaande kwartaal, toen er zowel in de bedrijfstak handel, vervoer en horeca als in de uitzendbranche nog 8 duizend banen bij kwamen.

Daarmee is de groei van de banen in de uitzendbranche de laatste drie kwartalen van 2018 afgenomen. Vanaf het tweede kwartaal van 2014 tot en met het eerste kwartaal van 2018 was de groei in vrijwel elk kwartaal sterker. Inmiddels telt de uitzendbranche 843 duizendwerknemersbanen. Dat is 10 procent van alle banen van werknemers.

Andere bedrijfstakken waar het aantal banen aanzienlijk toenam zijn de zakelijke dienstverlening (+7 duizend), cultuur, recreatie en overige diensten (+6 duizend), informatie en communicatie (+5 duizend) en de industrie (+4 duizend). In de financiële dienstverlening houdt het banenverlies aan. In het vierde kwartaal gingen daar 1 duizend banen verloren.

Gewerkte uren onveranderd

Werknemers en zelfstandigen werkten in het vierde kwartaal van 2018 in totaal 3,4 miljard uur. Dat is, gecorrigeerd voor seizoeninvloeden, gelijk aan een kwartaal eerder. Per baan wordt gemiddeld 25 uur per week gewerkt. Omdat een substantiële groep meer dan één baan heeft, zijn werkenden gemiddeld 28 uur per week aan het werk, na aftrek van vakantiedagen en ziekteverzuim. Voor mannen is dat gemiddeld 32 uur per week, voor vrouwen 23 uur per week. Hierdoor werken mannen 61 procent van alle gewerkte uren.

Bijna 2 miljoen werknemers met een flexibele arbeidsrelatie

In het vierde kwartaal waren er bijna 2,0 miljoen werknemers met een flexibele arbeidsrelatie. Op basis van een analyse van de nieuwste gegevens over flexibel werk in Nederland melden CBS en TNO vandaag dat het aantal flexwerkers in de afgelopen jaren voortdurend is gegroeid. Het aantal vaste werknemers was ruim 5,4 miljoen, 319 duizendminder dan tien jaar geleden, net voor het uitbreken van de economische crisis.

Werkloosheid terug op het niveau van vlak voor de crisis

In het vierde kwartaal van 2018 waren er, gecorrigeerd voor seizoeninvloeden, 330 duizend personen zonder werk die recent naar werk hebben gezocht en direct beschikbaar zijn. Dit zijn de werklozen volgens de definitie van de International Labour Organization (ILO). Hun aantal nam af met 18 duizend ten opzichte van een kwartaal eerder. De werkloosheid piekte in het eerste kwartaal van 2014 met 7,8 procent. Sindsdien is deze negentien kwartalen op rij gedaald. In het vierde kwartaal was 3,6 procent van de beroepsbevolking werkloos. Hiermee bereikte de werkloosheid hetzelfde niveau als het laagste punt voor het begin van de crisis. Ook in de laatste twee kwartalen van 2008 was het werkloosheidspercentage 3,6.

Werkloosheid sterker gedaald

Het aantal werklozen nam in het vierde kwartaal sterker af dan in het derde kwartaal. Toen waren er 6 duizend minder, in het vierde kwartaal 18 duizend. De werkloosheid groeit en krimpt door vier verschillende stromen. De eerste is die van mensen die hun baan verliezen en werkloos worden. Tussen het derde en vierde kwartaal waren dat er 60 duizend. De tweede is de tegengestelde stroom van werklozen die een baan vinden (96 duizend). Per saldo daalde de werkloosheid hierdoor met 36 duizend.

Deze daling wordt echter gedempt door de som van de andere stromen. Zo zijn er mensen die nog niet actief waren op de arbeidsmarkt en op zoek gaan naar werk. Vanuit de niet-beroepsbevolking worden zij onderdeel van de werkloze beroepsbevolking (139 duizend). Daartegenover staan werklozen die zich terugtrekken van de arbeidsmarkt (-121 duizend). Het resultaat van deze twee tegengestelde stromen is een stijging van 18 duizend werklozen. Deze stijging is minder groot dan in het derde kwartaal (+28 duizend werklozen). Dit komt doordat minder mensen op zoek zijn gegaan naar werk en werkloos werden. In het derde kwartaal waren dit er nog 150 duizend, in het vierde kwartaal 139 duizend.

Langdurige werkloosheid neemt verder af

Ook het aantal langdurig werklozen, degenen die al een jaar of langer op zoek zijn naar werk, is verder afgenomen. In het vierde kwartaal waren er 94 duizend mensen langdurig werkloos. Dat zijn er 44 duizend minder dan een jaar eerder in hetzelfde kwartaal. Hiermee is het aantal langdurig werklozen sinds 2010 niet meer zo laag geweest. Het aandeel in de totale werkloosheid kwam hiermee uit op 29 procent. Ter vergelijking, in het vierde kwartaal van 2017 was dat nog 35 procent.

Begin 2015 bereikte het aandeel langdurig werklozen het hoogste punt met 44 procent. Sindsdien is dit aandeel in alle leeftijdsgroepen afgenomen. In het vierde kwartaal van 2018 was 7 procent van de werkloze jongeren tot 25 jaar een jaar of langer op zoek naar werk en 23 procent van de werkloze 25- tot 45-jarigen. Bij 45-plussers is het aandeel langdurig werklozen met 50 procent flink hoger.

Minder arbeidspotentieel onbenut

De werkloosheidscijfers volgens de ILO-definitie omvatten niet alle mensen zonder werk die recent naar werk hebben gezocht of die direct zouden kunnen beginnen. Bovendien blijven deeltijdwerkers die meer uren willen werken buiten beschouwing. Het CBS brengt ook deze deelgroepen van het zogenoemde onbenut arbeidspotentieel in kaart. In het vierde kwartaal van 2018 bestond het totale onbenut arbeidspotentieel uit iets meer dan 1,0 miljoen mensen. Een jaar eerder was dat nog ruim 1,2 miljoen. 

Het onbenut potentieel bestaat uit vier deelgroepen. Het ging in het vierde kwartaal van 2018 naast 323 duizend werklozen (niet-seizoengecorrigeerd) om 222 duizend mensen die direct beschikbaar waren voor werk, maar niet recent hebben gezocht en 131 duizend mensen die niet beschikbaar waren, maar wel hebben gezocht. De vierde groep bestaat uit 363 duizend onderbenutte deeltijdwerkers. In tegenstelling tot voorgaande groepen hebben zij wél betaald werk. Zij werken echter minder dan 35 uur per week in de hoofdbaan, willen meer uren werken en zijn hier ook direct voor beschikbaar.