Een bestuurder met veel oog voor de sociale kant van de samenleving: zo kan Bert van de Burgt worden getypeerd. De scheidend wethouder zag het als één van zijn belangrijkste opgaven om het aantal uitkeringen in de Drechtsteden omlaag te krijgen en mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt dichterbij te brengen. Als gespreksleider van een rondetafelgesprek met als onderwerp ‘sociaal ondernemerschap’ vroeg hij de deelnemers naar hun ervaringen en initiatieven.
Aangeschoven waren Rens Nagtzaam, manager van Metalent, Arjen Wittekoek, directeur bij Coolrec, Bernice Scheurkogel, business developer bij TriviumLindenhof en daardoor direct betrokken bij Stichting MATE, Michel Buijtenhek, eigenaar van M. Buijtenhek Autoservice B.V. en Rudy-Jan van Zenderen, oprichter stichting Behouden Vaart.
Van de Burgt trapte af met de vraag welke componenten er binnen organisaties nodig zijn voor succesvol sociaal ondernemerschap.
Nagtzaam: “Je kunnen verplaatsen in de doelgroep is een hele belangrijke succesfactor. Welke eigenschappen dienen bij individuen te worden ontwikkeld om hun kansen op de arbeidsmarkt te vergoten? Na een goed gesprek met de kandidaat, mede naar aanleiding van onze assessments, moet je aan de slag om tot de beste match voor leerling en bedrijf te komen. Bij het laten slagen van sociaal ondernemerschap hoort ook het geven van extra kansen. Gaat er een keer iets mis op de werkvloer? Dan laten wij diegene niet meteen vallen en praten we erover, waarbij de consulenten van Metalent een belangrijke begeleidende en coachende rol vervullen. Uiteindelijk is daardoor ons uitvalspercentage steeds lager geworden.”
Buijtenhek: “Bij sommige jongens en meiden valt het kwartje pas later. Op een eerste werkplek worden aangeleerde vaardigheden dan nog niet tentoongespreid, maar blijkt later dan dat ze het toch allemaal wel onthouden hebben en in de praktijk kunnen brengen.”
Scheurkogel: “Betrokken, vakkundige begeleiders maken op de werkvloer ook het verschil. De scheepvaart heeft grote behoefte aan instroom van jong talent. Maaskade Bevrachters is samen met TriviumLindenhof initiator van Stichting MATE en wil investeren in jongeren die maatschappelijk gezien hun plek nog niet hebben gevonden. Door het enthousiasme binnen hun bedrijf krijgen ze anderen mee. Een schipper die voor ze vaart ondersteunt het project financieel, een timmerman zet zijn expertise in tegen kostprijs: dat soort dingen. Zo breng je iets op gang.”
Aan tafel wordt vervolgens door Van de Burgt de loftrompet gestoken over de succesfactor van mannen zoals Michel Buijtenhek, Rens Nagtzaam en Peter Verheij. Bruggenbouwers, die jongeren weten te raken en ze voorbereiden en klaarmaken voor omgevingen waar dat wellicht minder geboden wordt.
Wittekoek: “Binnen alle geledingen moet het vertrouwen er zijn dat sociaal ondernemerschap echt iets oplevert. Ik kan dat niet in mijn eentje vinden. Een vestigingsmanager moet dat ook uitstralen. Hij zit immers dichter bij het vuur en is een aanspreekpunt voor de doelgroep.”
Buijtenhek: “Mijn ervaringen met bedrijven zijn goed. Ik krijg veel aanvragen van organisaties die onze jongeren graag een kans willen geven. Zo veel, dat ik helaas niet aan alle verzoeken kan voldoen. Dat geeft aan dat de bereidheid om in deze doelgroep te investeren binnen heel veel organisaties volop aanwezig is. Zelf ben ik ook ooit via een arbeidsproject aan een reguliere baan gekomen, dus ik weet als geen ander wat vertrouwen kan opleveren.”
Van de Burgt: “Een initiatief of individu kan dienen als motortje dat bedrijven laat inzien dat er meer is dan alleen zo veel mogelijk geld verdienen. Hoe zorg je vervolgens dat het niet bij de intentie tot sociaal ondernemen blijft, maar dat er daadwerkelijk concrete stappen worden genomen?”
Van Zenderen: “Het begint met een goed verhaal. Kun je dat vertellen, dan zegt niemand direct ‘nee’. Binnen de scheepvaart zijn bijvoorbeeld veel lassers uit Polen actief. Op zich prima, maar die gaan ook weer weg. Daarnaast speelt vergrijzing een rol. Routiniers zwaaien af. Met het oog op de toekomst en het behoud van de kennis dus des te belangrijker dat er echte vaklieden zijn of zich ontwikkelen die hun plaats kunnen innemen. De jeugd is over het algemeen leergierig en kneedbaar. Maak daar dan gebruik van.”
Nagtzaam: “Wanneer bedrijven zijn overtuigd van de meerwaarde van Metalent is het wel zaak om afspraken en toezeggingen na te komen. Stuur je de eerste keer een kandidaat waar ze onvoldoende mee uit de voeten kunnen, dan is het extra lastig om de deur open te blijven
houden. Investeren in de juiste match tussen de kandidaat en het opleidende bedrijf is daarom het devies.”
Wittekoek: “Het is tevens van belang om sociaal ondernemerschap niet als één, groot project te zien. Iedereen die bij je binnenkomt is een project op zich. Gooi het niet als containerbegrip op een grote hoop, maar zie iedere keer weer welke persoon er voor je staat.”
Nagtzaam: “Eens, het zijn individuele opleidings- en ontwikkeltrajecten. Het is daarom een goede ontwikkeling dat er steeds meer bedrijven zijn die een praktijkopleider, werkplekbegeleider of vakman in huis hebben of halen die de doelgroep voldoende kent. Anders is de afstand in opvattingen, gedrag, leeftijd en werkhouding heel lastig te overbruggen.”
Scheurkogel: “Ik merk ook dat het een positieve invloed op jongeren heeft wanneer er echt tijd en aandacht voor ze is. Het geeft zelfvertrouwen en duurzaam perspectief wanneer er iemand in ze gelooft. De gedachte ‘waarom zou ik mij überhaupt ergens voor inzetten?’ maakt dan plaats voor motivatie tot op het bot. Het vlammetje dat gedoofd was, gaat in zulke situaties weer helemaal aan.”
Buijtenhek: “Er wordt in deze context vaak gesproken over kansarme of kwetsbare jongeren, maar ik kijk daar heel anders naar. Als ze de kans krijgen om zich te laten zien binnen een bedrijf, pakken ze die met beide handen aan. Dat ze eventueel een rugzakje hebben, is dan helemaal niet meer relevant.”
Van de Burgt: “Er zijn zo veel bedrijven in de Drechtsteden. Als die allemaal één persoon met afstand tot de arbeidsmarkt onder hun hoede nemen, is het probleem opgelost. Helaas gebeurt dat niet.”
Van Zenderen: “Zo eenvoudig is het helaas niet. Wel is het zo dat wanneer een bedrijf eenmaal ervaren heeft hoe het is om een jongere in huis te hebben met enige beperking of achterstand, de deuren in het vervolg wijd open blijven staan.”
Scheurkogel: “Een kwestie van de cirkel doorbreken. Dan maakt self-fulfilling prophecy plaats voor de realiteitszin. En die luidt vaak: ‘geef mij hier meer van!’. De doelgroep komt op tijd, is betrokken, wil heel graag en vanwege subsidies loopt het bedrijf financieel geen risico.”
Van de Burgt: “Is iedere jongere collegiaal gezien ook welkom op de werkplek?”
Van Zenderen: “Daar gaat het soms fout. Een directeur en een bedrijfsleider kunnen er helemaal achter staan, maar wanneer een medewerker op de werkvloer er totaal geen zin in heeft om te investeren in een jongere, levert het niets dan frustratie op.”
Nagtzaam: “Om zulke situaties te voorkomen organiseert Metalent onder andere bijeenkomsten voor praktijkopleiders en werkplekbegeleiders. Dat is verhelderend, informerend en ondersteunend. Men krijgt meer informatie over wat ze te wachten staat, welke tools en tips werken, maar ook welke houding van hun kant daar het beste past voor een constructieve samenwerking met een optimaal resultaat. Ook hierin vervult de consulent van Metalent een belangrijk rol aan de kant van het bedrijf en de leerling of kandidaat.”
Van de Burgt: “Om tot slot nog een andere weg in te slaan: hoe zijn jullie contacten met het onderwijs?”
Nagtzaam: “Wij werken over het algemeen prima samen met het Da Vinci College en de Duurzaamheidsfabriek, al zorgen de extra kosten regelmatig voor een drempel. De wederzijdse intenties zijn goed. Jaarlijks stromen er in samenwerking met het Da Vinci College en de Duurzaamheidsfabriek tientallen leerlingen gediplomeerd de arbeidsmarkt in. Wie in de schoolbanken niet altijd optimaal functioneert, is zeker niet per definitie een domme of vervelende jongen of meid. Integendeel: op basis van hun leerstijl in de praktijk verbazen deze jongeren je regelmatig met wat ze allemaal kunnen presteren.”
Buijtenhek: “Ik hoor met enige regelmaat dat jongeren zo lastig aan een stageplek komen. Ik geloof dat zo’n issue er helemaal niet hoeft te zijn wanneer bedrijven investeren in goede begeleiders. Doe dat gewoon, want het levert niet alleen een stagiair iets op. Ook een bedrijf profiteert van een goede kracht die niets kost.”