Overig

Werknemers in 2018 gemiddeld 65 jaar bij pensionering

1064
Mensen in bespreking

De gemiddelde pensioenleeftijd van werknemers is in 2018 verder gestegen naar 65 jaar, bijna 5 maanden hoger dan in 2017. Dit blijkt uit nieuwe cijfers van het CBS.

Van het begin van deze eeuw tot en met 2006 lag de gemiddelde pensioenleeftijd van werknemers rond 61 jaar. Deze steeg vanaf 2007 onder invloed van regelgeving en wetswijzigingen om werknemers te stimuleren om langer door te werken. Het aandeel werknemers die voor hun 65e verjaardag met pensioen gaan is sindsdien sterk gedaald.

Ook het feit dat de AOW-leeftijd vanaf 1 januari 2013 geleidelijk is verhoogd, speelt een rol. In 2018 kregen personen vanaf 66 jaar een AOW-uitkering. 

Meer werknemers van 55 jaar of ouder

Het aantal personen van 55 jaar of ouder met loon als voornaamste inkomensbron is tussen 2006 en 2018 bijna verdubbeld, mede door maatregelen om vervroegd pensioen te ontmoedigen, de hogere AOW-leeftijd, de toegenomen arbeidsparticipatie van vrouwen en de vergrijzende bevolking. In 2018 waren er bijna vier keer zoveel werknemers van 60 tot 65 jaar als in 2006. Het aantal werknemers van 65 jaar of ouder nam sterk toe van 9 duizend in 2006 naar 81 duizend in 2018.

Met pensioen voor 65e verjaardag neemt sterk af

Het aandeel werknemers die voor hun 65e verjaardag met pensioen gingen, daalde van 88 procent in 2006 naar 34 procent in 2018. In 2006 was ruim een kwart 59 jaar of jonger, in 2018 was dat aandeel afgenomen tot minder dan 5 procent. Het aandeel werknemers die 65 jaar of ouder zijn op het moment van pensionering is toegenomen. Een ruime meerderheid (58 procent) van de werknemers die in 2018 met pensioen gingen was 65 of 66 jaar, terwijl dat in 2006 nog 10 procent was. Het aandeel 66-jarigen onder de werknemers die met pensioen gingen nam in 2018 toe tot 38 procent in verband met de verhoging van de AOW-leeftijd naar 66 jaar.

Pensioenleeftijd werknemers in alle bedrijfstakken boven de 64 jaar

De verschillen in pensioenleeftijd van werknemers tussen de bedrijfstakken waren in 2018 minder groot dan in 2006. In 2018 was het verschil tussen de bedrijfstak met de hoogste pensioenleeftijd en de laagste pensioenleeftijd 2 jaar. In 2006 was dat nog 4 jaar. 
In 2006 waren werknemers in de energievoorziening, bij waterbedrijven/afvalbeheer en bij de overheid bij pensionering gemiddeld jonger dan 60 jaar. In 2018 was de gemiddelde pensioenleeftijd in deze bedrijfstakken evenals in alle andere bedrijfstakken opgelopen tot boven de 64 jaar.

In 2018 gingen werknemers in de zorg, energie, overheid en onderwijs gemiddeld het jongst met pensioen: rond 64 jaar en 6 maanden. In de bedrijfstak overige dienstverlening en agrarische sector was de pensioenleeftijd gemiddeld het hoogst.

Pensioenleeftijd laagopgeleiden hoger

De gemiddelde pensioenleeftijd van werknemers met een laag opleidingsniveau was in 2018 65 jaar en 6 maanden. Werknemers met een hoog opleidingsniveau gingen gemiddeld op een leeftijd van 64 jaar en 10 maanden met pensioen en middelbaar opgeleiden met 64 jaar en 11 maanden. Hoog opgeleide werknemers gingen dus gemiddeld 8 maanden jonger met pensioen dan laag opgeleide werknemers. Vanaf 2011 gingen laag opgeleide werknemers op latere leeftijd met pensioen dan middelbaar en hoog opgeleide werknemers.