Overig

Bij faillissement van een V.O.F. gaan vennoten niet meer automatisch failliet

628

Een aantal van mijn cliënten onderneemt in de vorm van een vennootschap onder firma (V.O.F.). Dat is een bij overeenkomst aangegaan duurzaam samenwerkingsverband tussen twee of meer vennoten. Deze vennoten kunnen natuurlijke personen of rechtspersonen zijn. De V.O.F. heeft een vermogen, dat is afgescheiden van de vermogens van de vennoten. De V.O.F. kan bijvoorbeeld nuttig zijn voor projecten waarin wordt samengewerkt maar waarbij partijen niet meteen de behoefte hebben om een rechtspersoon op te tuigen.

Op grond van de wet zijn alle vennoten van een V.O.F. hoofdelijk aansprakelijk voor de schulden van de V.O.F. Schuldeisers van de V.O.F. kunnen hun vorderingen niet alleen op het afgescheiden vermogen van de V.O.F. verhalen, maar ook op de privévermogens van de vennoten.

Omdat de schuldeisers van de V.O.F. de vennoten kunnen aanspreken voor de schulden van de V.O.F, werd in de rechtspraak aangenomen dat het faillissement van de V.O.F. automatisch met zich bracht dat de vennoten ook failliet werden verklaard.

In zijn arrest van 6 februari 2015 is de Hoge Raad op deze regel teruggekomen. Het faillissement van een V.O.F. heeft niet langer steeds het faillissement van de vennoten tot gevolg.

De belangrijkste overwegingen van de Hoge Raad zijn dat in de eerste plaats uit de Faillissementswet niet kan worden afgeleid dat een faillissement van de V.O.F. steeds zonder meer het faillissement van de vennoten persoonlijk meebrengt.

Aangezien de verbintenissen van de V.O.F. ook op de vennoten persoonlijk rusten, zorgt een faillissement van de V.O.F. ervoor, dat een faillissement van de vennoten vaak onvermijdelijk is. Toch hoeft dat niet altijd het geval te zijn: een vennoot kan bijvoorbeeld voldoende (privé)vermogen hebben, om zowel zijn privéschuldeisers, als de schuldeisers van de V.O.F. de betalen. Een vennoot verkeert dan niet in een faillissementstoestand.

Van wege het afgescheiden vermogen van de V.O.F. moeten de vorderingen op de V.O.F. en op de vennoten als afzonderlijke vorderingen worden beschouwd. Een vennoot kan bijvoorbeeld persoonlijk een tegenvordering hebben op een schuldeiser, die hij kan verrekenen.

Een rechter dient ten aanzien van elke schuldenaar afzonderlijk te onderzoeken of de schuldenaar in privé verkeert in de toestand dat hij/zij heeft opgehouden te betalen.

Het arrest van de Hoge Raad van 6 februari 2015 heeft als gevolg dat afzonderlijk een verzoek zal moeten worden gedaan om het faillissement van de vennoten van een V.O.F. te bewerkstelligen. De rechter zal vervolgens voor ieder van de vennoten afzonderlijk beoordelen of aan de voorwaarden voor faillietverklaring is voldaan. Het arrest van 6 februari 2015 is daarmee een belangrijk arrest voor zowel vennoten van een V.O.F. als voor de schuldeisers van deze V.O.F. of haar vennoten.

Iris van Rooij