Overig

Een goede ondernemer veert mee met de economie

898

Zet Teun Muller en Gerard Deen aan één tafel en het gesprek gaat al snel over de maritieme sector. Beiden hebben een uitgesproken visie over heden, verleden en de toekomst van de scheepvaartwereld. Een gesprek over visie, duurzaamheid, scholing, capaciteit en kansen en mogelijkheden binnen de regio.

Muller nam enkele jaren geleden afscheid als directeur van Rederij Muller, maar zeker niet van de branche. Hij is waarnemend voorzitter van de Nederlandse binnenvaartorganisatie CBRB en Rijnvaartcommissaris bij de Centrale Rijnvaartcommissie (CCR). Ook is Muller voorzitter van de IVR, een belangenorganisatie waarin naast de binnenvaartsector ook verzekeraars, scheepsexperts en aanverwante sectoren vertegenwoordigd zijn. Tafelgenoot Deen is CEO van Deen Shipping. Hij stak als frontman van het Zwijndrechtse familiebedrijf Deen Shipping onder meer zijn nek uit voor de ontwikkeling en realisatie van de groene binnenvaarttanker Argonon, het eerste binnenvaartschip ter wereld dat op aardgas (80%) en diesel (20%) vaart. Door hem veranderde de Europese regelgeving. De vloot van de rederij groeide door de jaren heen van één naar zes tankers, waarvan vijf in eigendom Deen werd in 2011 uitgeroepen tot Havenman van het Jaar. Genoeg kennis en kunde dus om eens in te zoomen op de maritieme ontwikkelingen in de Drechtsteden. Hoe staat de branche er eigenlijk voor?

Muller: “In goede tijden kan iedereen een bedrijf beginnen, maar in moeilijke tijden als deze blijven vooral de goede ondernemers overeind.”

Deen: “Een goede ondernemer veert mee met de economie en weet wat flexibiliteit is. In de huidige economische situatie ontkom je niet aan het doen van concessies. Daar heb ik zelf ook mee te maken. Vroeger zette ik nog weleens een grote mond op tegen klanten die bepaalde afspraken niet nakwamen, maar nu ga ik daar tactischer mee om. In die zin ben ik voorzichtiger geworden. Ook prijstechnisch ontkomen we niet aan concessies. Ik adviseer ondernemers altijd om alle kieren dicht te stoppen. Op het moment dat de kachel dan weer aangaat, wordt het dan namelijk weer snel warm.”

Muller: “Er liggen voor ondernemers juist nu veel kansen. Inherent aan mindere tijden is dat producten en diensten minder duur zijn. Daar kun je dus van profiteren. Van slechte tijden wil ik trouwens niet spreken. In vergelijking met andere landen is het hier nog niet zo beroerd. We moeten elkaar niet de put inpraten. Natuurlijk staan bepaalde sectoren zoals de scheepvaart en de bouw onder druk, maar ik ken ook aannemersbedrijven die nog steeds over een goedgevulde orderportefeuille beschikken.”

Deen: “Vooral bedrijven die zich sterk op één segment gericht hebben en hun kleine klanten niet waardeerden, hebben het deksel op hun neus gekregen. Zelf denk ik altijd langetermijngericht. Zodra je vermoedt dat er dingen gaan veranderen, moet je daarop inspelen. Daarom heb ik nu een voorsprong op de concurrentie en word ik gekopieerd. Dat zie ik maar als een compliment. De Argonon is revolutionair. Gezien de prognose dat er nog maar 30 jaar olievoorraden zullen zijn en liefst 250 jaar aardgas, had ik in mijn hoofd zitten dat LNG (aardgas in vloeibare vorm) voor een schonere binnenvaart dé oplossing zou zijn. Om nog maar niet te spreken over de enorme kostenbesparing. Gasolie wordt straks te duur om voor een simpele motor te gebruiken. LNG-gerelateerde zaken zoals bunkerstations komen in rap tempo op. Binnen de Drechtsteden is dat een belangrijk thema.”

Vergrijzing en perceptie
Muller: “Vergrijzing is een probleem wat in de maritieme sector lichtelijk wordt onderschat. Langzaamaan komt de bewustwording op gang en zie je dat scholen en bedrijven elkaar voorzichtig gaan opzoeken. Toch is de aanwas een probleem. Dat ontstaat al op de lagere school. Kinderen komen daar amper in aanraking met techniek, dus dan ligt het al niet voor de hand dat ze daar later voor kiezen. Bovendien was het imago van onze branche slecht. Met een gebogen rug buiten onder een schip staan werken en op je 45ste versleten zijn; dat was ten onrechte de perceptie. Om die te veranderen, moeten bedrijven uit de kast komen en zich openstellen voor de jeugd. Laat maar zien wat het vak daadwerkelijk inhoudt. Het zijn mooie ambachten, met dito kansen en verdiensten. Een beroep zonder wit boord werd vroeger gezien als minderwaardig. Maar ik kan genieten van het vakmanschap van een scheepstimmerman. Voor de maakindustrie en alles wat eraan vastzit is het van groot belang dat we de jeugd hiervoor mobiliseren, enthousiasmeren en opleiden.”

Deen: “Ik merk dat jongeren anders naar de maritieme sector gaan kijken. Tijdens een bezoek met de Argonon aan het Scheepvaart en Transport College vroegen de jongeren vorig jaar vooral: ‘Is er wel internet aan boord?’ Dit jaar vragen ouders: “Heeft mijn zoon straks een vaste baan als hij hier aan boord komt te werken?’ Wanneer ik beaam dat die kans vrij groot is, raken ze enthousiast. In crisistijd is de zekerheid van een vaste baan ook heel belangrijk.”

Muller: “Het blijft lastig om in de toekomst te kijken. In de tankvaart en droge lading gaat het slecht, waardoor de fut er bij ondernemers soms een beetje uit is. Toch heeft het echt nog toekomst. Het grootste probleem zit hem echter in de capaciteit. In de goede tijd is er te veel gebouwd.”

Deen: “Toch zijn wij nog het beste af als je kijkt naar de gehele modaliteitsketen. Een gemiddelde vrachtwagen is na vier jaar op en moet dan worden afgeschreven. Heb je dan geen geld voor een nieuwe, dan zit je met de gebakken peren. Zeeschepen gaan ongeveer 20 jaar mee en onze binnenvaartschepen zelfs zo’n 40 jaar. Dat is een betere situatie. Maar ik ben het met Teun eens als het gaat om het capaciteitsprobleem. De enige oplossing daarvoor is het weer. Dat kan ons redden. Als we een jaar laag water hebben, komen we schepen tekort. Helaas is het onmogelijk om op de grilligheid van de weergoden een businesscase te bouwen. Daarom is het devies: positief blijven, innoveren en samenwerken!”