Overig

‘Ondernemers hebben geen glazen bol’

731

De Nederlandse economie trekt in 2017 verder aan, de werkloosheid daalt en het consumentenvertrouwen neemt toe: allemaal positieve ontwikkelingen. Maar wat betekent dat concreet voor de bedrijven en instellingen in deze regio?

In een rondetafelgesprek over financiën en lokale economie gingen Carina Huisman, registeraccountant bij Huisman Accountants, Steffanie van der Maas, manager Grootzakelijk bij Rabobank Alblasserwaard Vijfheerenlanden, Hans Schuurbiers, advocaat bij DHC Advocaten, Adriaan Elenbaas, commercieel directeur Rivierenland bij ABN AMRO en Hans Freije, wethouder Gorinchem, daar dieper op in.

Onder het genot van een lunch bij partycentrum Hipper & Kolfbaan werd meteen de eerste stelling opgeworpen. ‘De perceptie van flink wat ondernemers dat er bij de bank weinig tot niets te halen valt, is terecht’; zo luidde deze. Elenbaas: “Ik moet eerlijkheidshalve toegeven dat het in crisistijd best lastig was voor bedrijven om bij de bank een financiering te krijgen, maar die situatie is voorbij. De lichten staan nu voor ondernemers juist grosso modo op groen. Wel is het zo dat de normeringen scherper zijn. De vraag vanuit de bank om zelf 1/3 deel mee te nemen bij een bedrijfsovername, bijvoorbeeld via de oud-eigenaar, wordt daarom steeds gebruikelijker.” Van der Maas herkent zich daarin. “We moeten ook niet vergeten dat de rol van de bank is veranderd. We zijn niet meer puur een kredietverstrekker, maar een financieel regisseur. Steeds vaker zorgen we samen met andere partijen, zoals participatiemaatschappijen en investeerders, dat een financieringsvraag ingevuld kan worden. De manier waarop klanten bankieren is natuurlijk op meerdere fronten veranderd. Waar bankkantoren vroeger druk werden bezocht, kiezen velen er tegenwoordig voor om hun bankzaken online te regelen. Ook een financieringsaanvraag is op die manier eenvoudig in te dienen, waarna wij snel duidelijkheid kunnen geven over de mogelijkheden.” Schuurbiers: “Ik merk dat veel ondernemers eerder aan privaat investeren dan aan de bank denken bij financiering of herfinanciering. Ook wel begrijpelijk, want iemand die zegt: ‘Hier heb je een zak geld’, is natuurlijk veel minder log dan een bank die zich moet houden aan allerlei wet- en regelgeving.” Elenbaas: “Dat men voor wat betreft financiering verder kijkt dan de bank alleen, is gewoon de realiteit. Dat is ook helemaal geen slechte zaak. Waar ik mij soms wel over verbaas, is het gemak van crowdfunding. Binnen no-time worden er soms tonnen opgehaald. Dat kan voor een start-up geweldig zijn, maar is wel het snelle werk. Een goede risico-inventarisatie is in het belang van de ondernemer en van de spaarder bij een bank.”

Eigen schuld of overmacht?

‘Bedrijven die het niet gered hebben gedurende de crisis, hebben dat aan zichzelf te wijten.’ Schuurbiers nuanceert die stelling vanuit zijn expertise als curator. “Het is mijn ervaring dat een faillissement vaak voortkomt uit een heel pakket aan omstandigheden. Alles hoopt op, waardoor er op een bepaald moment geen houden meer aan is en een bedrijf de afgrond inglijdt. Is dat een ondernemer aan te rekenen? Deels wel natuurlijk, maar ondernemerschap is grillig. Onwetendheid over de toekomst kan een verzachtende omstandigheid zijn. Achteraf is het altijd makkelijker praten.” Van der Maas: “Ondernemers hebben geen glazen bol.” Huisman: “Wanneer een ondernemer overspannen raakt, zou je kunnen zeggen: ‘Eigen schuld, want dan had diegene maar niet zoveel hooi op zijn of haar vork moeten nemen. Maar zoiets overkomt je, dat zie je niet aankomen. Het is een opeenstapeling van factoren. Hetzelfde gaat op voor een faillissement in tijden van crisis. Er is niet één reden voor, want iedere organisatie zit anders in elkaar. Gelukkig maar, anders was iedereen omgevallen.” Elenbaas: “Een penibele financiële situatie is inderdaad niet altijd toe te schrijven aan slecht ondernemerschap. Dat is te makkelijk. Als voorbeeld: Een zoon of dochter die de relatief kleine kledingwinkel van zijn ouders heeft overgenomen is in de meeste gevallen niet te benijden. Je kan investeren wat je wil, maar zie als retailer maar eens boven al dat online geweld uit te komen. Dat lukt gewoon niet.” Huisman: “In de moderne tijd moet een ondernemer flexibel zijn. Niet alleen in dienstverlening, maar ook als het gaat om het afstoten van personeel. In een crisis kan dat het verschil zijn tussen voortbestaan of omvallen. Het is schrijnend dat er ondernemers zijn die vanwege stugge regelgeving geen personeel kunnen ontslaan en daarom failliet gaan.”

Ondernemende houding van de gemeente

Of de gemeente er meer aan zou kunnen en moeten doen om de lokale economie te versterken, daarover boog Freije zich. “Ik vind dat de overheid vandaag de dag vooral naast de ondernemer moet staan. Dat vergt een ondernemende houding en ik durf te zeggen dat wij die in Gorinchem hebben. Wij laten ons veelvuldig zien op netwerkevenementen van onder meer de IKG en hebben intensief contact met bijvoorbeeld de Stichting A27, die zich richt op versnelde uitbreiding van de vervoerscapaciteit van de A27, waarbij de bottleneck Merwedebrug eerst aangepakt moet worden. Hiermee hebben natuurlijk alle ondernemers in de regio te maken. Door dit serieus op te pakken, dienen wij de belangen van het gehele bedrijfsleven in Gorinchem en omstreken. Het verminderen van winkelleegstand staat ook hoog op onze agenda. Als gemeente hebben we hier proactief op gereageerd door het matchen van initiatiefnemers met winkeleigenaren. Met de winkeleigenaren hebben we gezocht naar mogelijkheden en financiële ruimte om winkelpanden tegen een gunstig(er) (huur)tarief aan te bieden. Hier is bijvoorbeeld het concept uit ontstaan dat meerdere ondernemers in één pand gevestigd zijn.” De wethouder, met onder meer Economische Zaken in zijn portefeuille, reageerde ook op de vraag of een gemeente niet te log is om te anticiperen op een almaar sneller wordende wereld. “Zowel grote als kleine bedrijven geven ons te kennen daar tevreden over te zijn, dus op dat vlak zijn er over het algemeen geen misverstanden of onnodig oponthoud. Als gemeente anticiperen wij natuurlijk ook op de toekomst. We weten dat er over drie jaar een tekort is aan bedrijventerreinen, dus daarom zijn we nu al gestart met de ontwikkeling van Groote Haar.”

White collar versus blue collar

‘Een leven lang leren’ is een credo waarin alle deelnemers zich herkennen. Huisman: “Wie tegenwoordig één jaar thuis komt te zitten, loopt meteen een veel grotere afstand tot de arbeidsmarkt op dan in het verleden. Ontwikkelingen gaan steeds sneller, dus heb je ook sneller een achterstand.” Elenbaas: “In de technieksector staan veel vacatures open, omdat er geen geschikte mensen te vinden zijn die over de kennis en kunde beschikken die vandaag de dag wordt gevraagd. Het gaat steeds meer om specifieke toepassingen.” Freije: “Dat is een landelijk, maar ook een lokaal probleem. In Gorinchem beschikken we met het Gilde Vakcollege Techniek overigens wel over geweldig techniekonderwijs. Er is ook al een techniek-havo en in het verlengde daarvan gaan we waarschijnlijk vanaf volgend schooljaar beginnen met het in deeltijd aanbieden van een ICT-opleiding op HBO-niveau.” Elenbaas: “Zulke initiatieven zijn hard nodig. Te lang verkozen studenten white collar boven blue collar. Techniek werd geassocieerd met vies, zwaar en slecht betaald werk. Dat heeft niets van doen met de realiteit, zeker tegenwoordig niet meer. Maar de perceptie verander je niet van de ene op de andere dag. Dat gaat langzaam.”

Toegevoegde waarde

Terug naar de blue collar. Klopt het dat accountants en advocaten nog nauwelijks profiteren van de aantrekkende economie en de toenemende private investeringen en dat hierdoor hun groei achterblijft? “Dat beeld herken ik niet. Voor DHC is het goed als er veel wordt gehandeld, want dan moet er veel juridisch worden begeleid en worden bemiddeld. Wij zijn dan van waarde met onze dienstverlening. Er zijn meer partijen in de markt die advies kunnen geven, maar zeker voor maatwerk weten bedrijven ons te vinden.” Elenbaas: “Misschien helpt het ook dat in dit gebied geen van de big four accountants een kantoor heeft.” Huisman: “Je moet je in onze branche ook echt onderscheiden. Wij doen dat als accountantskantoor onder meer door de focus te hebben op de onderkant van het MKB en starters. Maar voor administratiekantoren die niets anders doen dan cijfers sorteren en overzichtelijk maken, voorzie ik geen toekomst. Dat kun je tegenwoordig ook door een programma laten doen. Zonder toegevoegde waarde red je het niet meer.” Van der Maas: “Banken zullen wereldwijd ook verdwijnen. Steeds meer niet-financiële bedrijven begeven zich op het terrein van banken, inclusief banklicenties. In Nederland zal het op korte termijn zo’n vaart niet lopen, omdat er in verhouding niet heel veel banken zijn en er nog wel ruimte is voor alle aanbieders. Maar we sluiten onze ogen niet voor de ontwikkelingen. Traditioneel bankieren is passé. Kijk maar naar zoiets als bitcoins. Eerst riepen we met elkaar heel hard dat het zwarte handel was en nooit tot iets serieus zou uitgroeien. Maar we kunnen er niet meer omheen dat het een concurrerende dienst is geworden.”

Robotisering

Tot slot rest nog de vraag of technologische ontwikkelingen en robotisering een bedreiging vormen voor de toekomstige werkgelegenheid. Huisman: “Nee, we zitten heus niet over 10 jaar allemaal uit onze neus te eten. Er komt altijd weer werkgelegenheid in nieuwe vormen.” Elenbaas: “Dat vraag ik me af. Diverse professoren twijfelen daar enorm aan. Zij verwachten dat er voor een grote groep werkenden straks vanwege robotisering echt geen werk meer is. Dat is naast zorgwekkend ook zonde. Je doet de samenleving immers tekort als zovelen straks hun talent niet meer kunnen benutten.” Hoe dat probleem dan weer op te lossen is, daar kunnen tijdens een volgend rondetafelgesprek wellicht weer wat bomen over worden opgezet.