Overig

Payrollconstructie: arbeidsovereenkomst tussen payrollwerknemer en inlener?

608

Bij payrolling geeft een onderneming zijn werkgeverschap uit handen en het personeel komt in dienst van een payrollbedrijf. In dit kader kan zich de vraag voordoen of niet toch sprake is van een arbeidsovereenkomst tussen de inlener en de payrollwerknemer in plaats van tussen de payrollonderneming en de payrollwerknemer. In de lagere rechtspraak werd namelijk de afgelopen jaren wel eens geoordeeld dat een werknemer ondanks een payrollconstructie toch bij de inlener in dienst was.

Rechtspraak

In 2010 oordeelde het Gerechtshof te Leeuwarden echter dat geen arbeidsovereenkomst bestond tussen de payrollwerknemer en de inlener, terwijl de inlener wel functioneringsgesprekken voerde en besliste over loonsverhogingen. Het Hof oordeelde ‘dat ook binnen het kader van opdrachtverlening of detachering/inlening beoordeling van de geleverde prestaties bepaald niet ongebruikelijk is’.

Recent zijn twee uitspraken gedaan, door de kantonrechter Enschede1 en de kantonrechter Almelo2, waarin deze vraag wederom aan de orde kwam. In beide uitspraken oordeelde de kantonrechter dat tussen de inlener en de payrollwerknemer wel een arbeidsovereenkomst bestond.

In de zaak waarover de kantonrechter te Enschede oordeelde vroeg een payrollonderneming ontbinding van de arbeidsovereenkomst met een payrollwerknemer. Aangezien de gemeente had besloten om het traject waarop de werknemer werkzaam was te stoppen, vroeg de payrollonderneming ontbinding van de arbeidsovereenkomst. De kantonrechter verklaarde zich daarop niet-ontvankelijk. Volgens de kantonrechter bestond er tussen de werknemer en de payrollonderneming geen arbeidsovereenkomst (de gemeente had de werknemers geselecteerd, gaf instructies, maakte afspraken over vakantiedagen en te volgen opleidingen en de werknemers werden door de gemeente beoordeeld. Van gezag door de payrollonderneming was geen sprake) en geen uitzendovereenkomst (de payrollonderneming had niet als bedrijfsactiviteit het gericht tot elkaar brengen van vraag en aanbod van werknemers. De payrollonderneming nam vooraf door de inlener geworven en geselecteerde werknemers formeel in dienst ten einde hen exclusief bij deze inlener te werk te stellen. Van een allocatiefunctie en van het uitzenden conform de wet was geen sprake).

De kantonrechter te Almelo oordeelde over een zaak waarin de werknemer in kort geding zowel van de payrollwerkgever als van de inlener loon vorderde. Volgens deze kantonrechter was op papier weliswaar sprake van een arbeidsovereenkomst tussen de payrollonderneming en de payrollwerknemer, maar de werknemer was te werk gesteld bij de inlener, ontving instructies en werkkleding van de inlener en kende niemand van de payrollonderneming. De kantonrechter achtte daarom een arbeidsovereenkomst aanwezig tussen de inlener en de payrollwerknemer. Van een uitzendovereenkomst was volgens de kantonrechter geen sprake, omdat de inlener de werknemer had geselecteerd en in het payrollcontract was opgenomen dat de werknemer bij de inlener te werk werd gesteld.

Conclusie / advies

Rechters prikken dus met regelmaat door payrollconstructies heen. Inleners / opdrachtgevers lopen hierdoor het risico dat zij een arbeidsovereenkomst hebben met de payrollwerknemer, wat met zich meebrengt dat zij niet door een enkele opzegging van de opdracht van de payrollwerknemer af kunnen komen. Wees daarop bedacht en laat u goed juridisch adviseren!