Transport & Logistiek

Prijzen openbaar vervoer stijgen sterker dan autokosten

940
Prijzen openbaar vervoer stijgen sterker dan autokosten
© Hollandse Hoogte / Peter Hilz

De prijzen van het openbaar vervoer zijn na verloop van tien jaar sterker gestegen dan de autokosten. Vergeleken met 2009 lagen de prijzen van het openbaar vervoer in juli 2019 bijna 30 procent hoger. Kosten voor het rijden in de eigen auto lagen gemiddeld een kwart hoger, terwijl consumentengoederen en -diensten in diezelfde periode gemiddeld 18 procent duurder werden. Dat blijkt uit een analyse van de consumentenprijsindex van het CBS.

Onder de prijzen van het openbaar vervoer vallen de prijzen van vervoerbewijzen voor trein, tram, metro, bus en taxi. Bij de autokosten zijn de aanschaf, het onderhoud, brandstoffen, parkeren, de verzekering en de motorrijtuigenbelasting meegerekend. De prijsontwikkelingen zeggen niets over de prijsniveaus van autorijden en reizen met het openbaar vervoer.

Het beeld van de prijsontwikkelingen over langere termijn wordt beïnvloed door de gekozen periode waarover gemeten wordt en het aanvangsjaar van de periode. Sinds 2009 nam de prijs voor reizen met het openbaar vervoer geleidelijk en stapsgewijs toe. De autokosten ontwikkelden zich grilliger. In de periode 2009 tot 2015 stegen de autokosten sterker dan de tarieven van het openbaar vervoer. Tussen 2015 en 2019 lag de ontwikkeling van de autokosten juist meestal onder die van de openbaarvervoerprijzen.

De prijzen voor het reizen met de trein, tram en metro lagen in juli 2019 bijna een kwart hoger dan in 2009. Reizen met de bus of taxi werd in diezelfde periode bijna 40 procentduurder. Vooral het laatste jaar gingen de prijzen van het openbaar vervoer omhoog.

Autokosten minder sterk gestegen

In Nederland wordt 10 keer zoveel besteed aan autokosten als aan het openbaar vervoer. Autokosten bestaan gemiddeld voor een derde uit brandstofkosten. De autokosten bewegen dus mee met de fluctuaties in olieprijzen en wisselkoersen. De prijs van autobrandstoffen lag in juli 2019 bijna 26 procent hoger dan in 2009. De prijzen van benzine en diesel stegen in hetzelfde tijdsverloop ruim 30 eurocent per liter. Van alle autobrandstoffen geeft de consument het meest uit aan benzine.

Het aanschaffen van een auto, de benodigdheden en de motorrijtuigenbelasting werden sinds 2009 ruim 18 procent duurder. Dat is gelijk aan de gemiddelde stijging van alle consumentengoederen en -diensten. Het onderhoud bij de dealer steeg iets sterker in prijs, met bijna 25 procent.

De parkeertarieven en verzekeringen stegen van de autokosten het sterkst. Parkeertarieven gingen sinds 2009 met bijna 40 procent omhoog. De premies van motorrijtuigenverzekeringen stegen sinds 2009 met ruim 50 procent. De assurantiebelasting op verzekeringen steeg in maart 2011 van 7,5 procent naar 9,7 procent. In januari 2013 steeg deze belasting tot hetzelfde niveau als het hoge btw-tarief, 21 procent.

Sterkere prijsstijging openbaar vervoer na btw-verhoging

Bij het openbaar vervoer valt de meer recente stijging van de prijzen op. Op jaarbasis stegen de prijzen in juli 2019 voor het reizen met het openbaar vervoer met 5,5 procent. Het reizen per spoor steeg in dezelfde periode met 4,6 procent in prijs. De prijsstijging in juli 2019 was de één na sterkste sinds halverwege 2005. In januari van dit jaar werd het lage btw-tarief, dat geldt voor openbaar vervoer, verhoogd van 6 naar 9 procent. Treinkaartjes en abonnementen waren in juli 4,4 procent duurder dan vorig jaar. Wie met de tram of metro reed was 5,7 procent meer kwijt. 
Ook openbaar vervoer over de weg werd duurder. In juli was de prijsstijging voor het reizen per bus 7,7 procent. Vervoer per taxi werd 6,7 procent duurder.

Prijsstijging openbaar vervoer in 2019 grootste in Europa

De prijsstijging van het personenvervoer over het spoor en over de weg in Nederland was in juli 2019 de grootste van alle landen in Europa. In België en Duitsland stegen de prijzen in juli met respectievelijk 2,5 en 1,6 procent ten opzichte van een jaar eerder. Niet overal ging de prijs omhoog. In Tsjechië daalde de prijs met 10,2 procent en in Portugal met 8,4 procent.

In Nederland gaat er een groter deel van het besteedbaar inkomen naar het vervoer over het spoor, terwijl gemiddeld in Europa een iets groter deel gaat naar het vervoer over de weg. In Cyprus, Malta en IJsland is geen openbaar railvervoer.