Overig

Wetsvoorstel enkelvoudige behandeling kantonzaken in hoger beroep

509

Van 3 naar 1: is uw rechtsbescherming nog steeds gewaarborgd?

Tot 2002 werden de uitspraken van de kantongerechten in hoger beroep behandeld door de rechtbanken. Sinds 1 januari 2002 zijn de kantongerechten ondergebracht bij de rechtbanken en worden de uitspraken van kantonrechters in hoger beroep behandeld door gerechtshoven.

Ingevolge artikel 16 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (“Rv”) worden bij gerechtshoven aanhangig gemaakte procedures, behoudens in de wet genoemde uitzonderingen, behandeld en beslist door een meervoudige kamer, bestaande uit drie raadsheren.

Onlangs is een wetsvoorstel ingediend waarin wordt voorgesteld om de mogelijkheid voor enkelvoudige afdoening van kantonzaken in hoger beroep uit te breiden. Het huidige artikel 16 lid 2 Rv omvat een verwijzingsmogelijkheid naar de enkelvoudige kamer. Het onderhavige wetsvoorstel behelst een wijziging van artikel 16 lid 2 Rv, inhoudende dat verwijzing door de meervoudige kamer naar een enkelvoudige kamer in hoger beroep mogelijk wordt in alle kantonzaken die naar het oordeel van de meervoudige kamer daarvoor geschikt zijn.

Naar verwachting zal de enkelvoudige afdoening van kantonzaken in hoger beroep leiden tot een eenvoudigere en snellere afhandeling van zaken alsmede tot een ontlasting van de gerechtshoven. Tevens zou met de invoering van deze enkelvoudige afdoening een besparing van € 10 miljoen worden beoogd.

De Raad voor de rechtspraak (“de Raad”) wijst op het risico van kwaliteitsverlies door uitbreiding van de mogelijkheid tot enkelvoudige afdoening van kantonzaken in hoger beroep. Voor het blijven verbeteren van de kwaliteit van rechtspraak in hoger beroep is het volgens de Raad nodig dat raadsheren hun oordeel kunnen toetsen en aanscherpen aan het oordeel van andere raadsheren in een meervoudige kamer. De behandeling van zaken door drie raadsheren vermindert de invloed van individuele opinies, draagt bij aan het doordenken van zaken en voorkomt dat feiten over het hoofd worden gezien. Dit laatste aspect is in hoger beroep – de laatste feitelijke beoordeling – het meest van belang. In hoger beroep ligt de nadruk op de controle op fouten, de waarborging van rechtseenheid en de rechtsontwikkeling en maakt daarmee een essentieel onderdeel uit van de rechtsbescherming waarop burgers recht hebben.

De Raad verwacht voorts geen substantiële vermindering van de werkdruk. Daarnaast kan een verwijzing van de meervoudige kamer naar de enkelvoudige kamer tot vertraging leiden. In de praktijk zal de meervoudige kamer gaan beoordelen welke zaken geschikt zijn voor verwijzing naar een enkelvoudige kamer. Naar verwachting zullen veel kantonzaken zich – door hun complexiteit – niet lenen voor enkelvoudige afdoening in hoger beroep. De verwachte besparing van € 10 miljoen zal volgens de Raad dan ook niet worden bereikt.

Per 1 juli 2011 is de competentiegrens van kantonzaken verhoogd van € 5.000,- naar € 25.000,-. Indien het wetsvoorstel wordt aangenomen zal, mede door de verhoging van de competentiegrens, een aanzienlijk deel van de civiele rechtspraak te kampen krijgen met de verwachte kwaliteitsverlies. Ons inziens kan en mag dit niet de bedoeling zijn: kwaliteitswaarborg in de rechtspraak en daarmee een deugdelijke rechtsbescherming dient immer onverkort prioriteit te hebben!