Het is een alom bekend gegeven dat zeker ook in tijden van crisis juist familiebedrijven sterk scoren. Dat is ook verklaarbaar vanuit het feit dat familiebanden een verdergaande betrokkenheid met zich mee brengen dan wanneer enkel zakelijke belangen worden gedeeld. Toch staat de verhouding tussen familiale en zakelijke banden soms ook op gespannen voet met elkaar en juist op het moment dat ik deze column schrijf, start het debat in de Tweede Kamer over de positie van minister Ferdinand Grapperhaus.
Hoewel ik de uitkomst van het debat nog niet weet, is de kans reëel dat hij vanavond naar de koning moet om zijn ontslag in te dienen. En dat allemaal omdat hij zijn schoonmoeder heeft geknuffeld en handen heeft geschud op zijn trouwdag. Had ik deze zin vorig jaar opgeschreven zou iedereen vol onbegrip denken dat ik gek ben geworden.
Maar vandaag de dag vinden we het allemaal heel normaal dat de minister hierdoor moet aftreden. In zes maanden tijd zijn onze omgangsvormen drastisch veranderd en hoezeer we ons hiertegen willen verzetten, ontkomen we er helaas niet aan.
Maar moet een ‘terugval’ naar het oude normaal dan zulk vergaande consequenties hebben? Als je het volk de maat op legt en bovendien ook zeer expliciet die maat neemt en zelfs overtreders daarvan als ‘aso’s’ bestempelt, kan en mag je die maat niet zelf negeren. Een minister is menselijk en mag zich dan ook zeker een keer vergissen zoals Rutte deed binnen een minuut nadat hij had aangekondigd dat men geen handen meer mag schudden.
Maar bij Ferdinand Grapperhaus was geen sprake van een vergissing. Vast staat dat aanvankelijk zijn gasten onder toeziend oog van zowel hemzelf als staatssecretaris Ankie Broekers-Knol de ‘anderhalve meter regel’ bij de groepsfoto niet in acht namen. Dat kan geen vergissing zijn. Maar wanneer je in de eerste ronde verweer dan ook nog opmerkt dat het daarbij is gebleven terwijl later duidelijk wordt dat je ook nog actief handen hebt geschud en bovenal je schoonmoeder hebt geknuffeld, is er geen houden meer aan.
Geïntrigeerd door het debat ben ik blijven kijken en leer ik inmiddels dat Ferdinand Grappenhaus na een emotioneel betoog mag blijven. De vraag blijft voor hoe lang.
We leven in gekke tijden maar het is niet anders. We verzetten ons tegen een term als ‘het nieuwe normaal’, maar voorlopig moeten we het doen met een gedragsvorm die ons de tijd geeft om een onzichtbare vijand te verslaan. Dat vergt opgestroopte mouwen, doorzettingsvermogen en solidariteit. Laten we die eigenschappen nu in de Drechtsteden meer dan gemiddeld in huis hebben. Aan alle werkgevers en werknemers bij deze heel veel sterkte in het zoeken naar een nieuwe weg in deze apocalyptische tijden.
En wanneer ik Ferdinand Grapperhaus weer eens tegenkom, zal ik hem op gepaste afstand symbolisch de hand schudden. Maar bovenal veel geluk wensen met zijn huwelijk dat uiteindelijk toch nog verenigbaar bleek met zijn ministerspost. Bijna kostte het meisje hem de zaken maar hoewel de kwaliteit van emotie als raadgever niet goed is, heeft hem dat uiteindelijk een net op tijd sprookjesachtig einde geboden en ik hoop dat ze nog lang en gelukkig leven, net als wij.