Sollicitatiegesprekken in de showroom. Het was een aantal jaar geleden een wapenfeit in de slag om jong talent. Niet het bedrijf, niet het product of de dienst, maar een stoere leasebak werd het onderscheidend argument om mensen binnen te halen. Ook in de jaren dat ik als verkoper in de ICT rondliep was de auto een onderwerp wat hoog bovenin de prioriteiten lijstjes stond bij de collega’s. Toegegeven, een nieuwe Audi of BMW geeft mij ook een behoorlijk beter gevoel dat de Galaxy uit 2001 waar ik nu in rondtour. Maar wat iemand er toe kan brengen om rond te rijden in een auto die niet praktisch is, een vermogen kost in de bijtelling en aanleiding is om een tweede auto te kopen omdat het gezin anders niet mee kan naar de familie. Daar kan ik maar moeilijk bij. Voor veel mensen is de auto de trots, een meetinstrument van succes. Een signaal naar de buurt van succes, van manlijkheid. Statussymbool op wielen. Hoeveel mensen zijn er zo druk bezig met de auto en wat men er van denkt. Dat ze helemaal vergeten aan zichzelf te denken. Voor hoeveel mensen is het belangrijker dat er een Benz op de oprit staat dan dat er rust in het hoofd is. Een beetje een zelfde reflex als die jongeman met een uitkering die het belangrijker vindt dat hij een Real Madrid shirtje en Nike schoenen koopt van zijn uitkering dan dat hij eten koopt. Zo zijn we allemaal ineens weer gelijk. Denk niet dat ik het bezit van mooie auto’s veroordeel. Totaal niet. Ik ken ze, mensen die prachtige auto’s rijden. Maar niet omdat hun identiteit daarvan afhankelijk is, maar gewoon omdat het bij hun eigen identiteit past en omdat ze het kunnen betalen. En zijn ze ook nog eens in staat om daar prachtige dingen mee te doen. Denk aan de Maarten Memorial. Een rit met prachtige auto’s waarmee mensen met een ernstige ziekte een droomdag kunnen beleven. De heilige koe heeft zo zijn voordelen. Voor mij zal het wel niet zijn weggelegd. Op de een of andere manier beschik ik over dat briljante talent om auto’s boven een bepaald bedrag aan gort te rijden. Wellicht een puntje van aandacht voor de uitgever van dit blad voordat hij mij uitnodigt mee te doen aan een van testrit dagen. Maar toch, als ik de kans krijg. Dan komt hij er wel hoor, die elektrische auto. Sportief ontwerp. Groot bereik. En een lijn. En vol trots zal ik hem parkeren voor de deur. Als ze maar wel weten bij welk huis hij hoort. Ze moeten namelijk wel beseffen dat ik naast hyperduurzaam ook wel ernstig succesvol kan zijn. Ik ben niet voor niets Economisch Fundamentalist.